Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. inbouwen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inbouwen (Nederlands) in het Zweeds

inbouwen:

inbouwen werkwoord (bouw in, bouwt in, bouwde in, bouwden in, ingebouwd)

  1. inbouwen
    införliva; förena till ett
    • införliva werkwoord (införlivar, införlivade, införlivat)
    • förena till ett werkwoord (förenar till ett, förenade till ett, förenat till ett)

Conjugations for inbouwen:

o.t.t.
  1. bouw in
  2. bouwt in
  3. bouwt in
  4. bouwen in
  5. bouwen in
  6. bouwen in
o.v.t.
  1. bouwde in
  2. bouwde in
  3. bouwde in
  4. bouwden in
  5. bouwden in
  6. bouwden in
v.t.t.
  1. heb ingebouwd
  2. hebt ingebouwd
  3. heeft ingebouwd
  4. hebben ingebouwd
  5. hebben ingebouwd
  6. hebben ingebouwd
v.v.t.
  1. had ingebouwd
  2. had ingebouwd
  3. had ingebouwd
  4. hadden ingebouwd
  5. hadden ingebouwd
  6. hadden ingebouwd
o.t.t.t.
  1. zal inbouwen
  2. zult inbouwen
  3. zal inbouwen
  4. zullen inbouwen
  5. zullen inbouwen
  6. zullen inbouwen
o.v.t.t.
  1. zou inbouwen
  2. zou inbouwen
  3. zou inbouwen
  4. zouden inbouwen
  5. zouden inbouwen
  6. zouden inbouwen
en verder
  1. is ingebouwd
diversen
  1. bouw in!
  2. bouwt in!
  3. ingebouwd
  4. inbouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inbouwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förena till ett inbouwen
införliva inbouwen annexeren; incorporeren; inlijven; opnemen in groter geheel; overnemen

Wiktionary: inbouwen


Cross Translation:
FromToVia
inbouwen lägga till; inlemma; inkorporera; införliva; innefatta; arbeta in incorporate — include as a part or ingredient