Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inhalen (Nederlands) in het Zweeds

inhalen:

inhalen werkwoord (haal in, haalt in, haalde in, haalden in, ingehaald)

  1. inhalen (inlopen)
    vinna; komma ifatt med
    • vinna werkwoord (vinner, vann, vunnit)
    • komma ifatt med werkwoord (kommer ifatt med, komm ifatt med, kommit ifatt med)
  2. inhalen (passeren; voorbijgaan; voorbijrijden)
    passera; gå igenom; gå förbi
    • passera werkwoord (passerar, passerade, passerat)
    • gå igenom werkwoord (går igenom, gick igenom, gått igenom)
    • gå förbi werkwoord (går förbi, gick förbi, gått förbi)
  3. inhalen (bijspijkeren; goedmaken)
    gottgöra; rätta till
    • gottgöra werkwoord (gottgör, gottgjorde, gottgjort)
    • rätta till werkwoord (rättar till, rättade till, rättat till)
  4. inhalen (naar binnen halen)
    andas in; dra in; inandas; inhalera
    • andas in werkwoord (andas in, andades in, andats in)
    • dra in werkwoord (drar in, drog in, dragit in)
    • inandas werkwoord (inandar, inandade, inandat)
    • inhalera werkwoord (inhalerar, inhalerade, inhalerat)

Conjugations for inhalen:

o.t.t.
  1. haal in
  2. haalt in
  3. haalt in
  4. halen in
  5. halen in
  6. halen in
o.v.t.
  1. haalde in
  2. haalde in
  3. haalde in
  4. haalden in
  5. haalden in
  6. haalden in
v.t.t.
  1. heb ingehaald
  2. hebt ingehaald
  3. heeft ingehaald
  4. hebben ingehaald
  5. hebben ingehaald
  6. hebben ingehaald
v.v.t.
  1. had ingehaald
  2. had ingehaald
  3. had ingehaald
  4. hadden ingehaald
  5. hadden ingehaald
  6. hadden ingehaald
o.t.t.t.
  1. zal inhalen
  2. zult inhalen
  3. zal inhalen
  4. zullen inhalen
  5. zullen inhalen
  6. zullen inhalen
o.v.t.t.
  1. zou inhalen
  2. zou inhalen
  3. zou inhalen
  4. zouden inhalen
  5. zouden inhalen
  6. zouden inhalen
en verder
  1. ben ingehaald
  2. bent ingehaald
  3. is ingehaald
  4. zijn ingehaald
  5. zijn ingehaald
  6. zijn ingehaald
diversen
  1. haal in!
  2. haalt in!
  3. ingehaald
  4. inhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inhalen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. inhalen (naar binnen halen)
    intagande

Vertaal Matrix voor inhalen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intagande inhalen; naar binnen halen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
andas in inhalen; naar binnen halen ademen; ademhalen; een snuif nemen; inademen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
dra in inhalen; naar binnen halen instulpen
gottgöra bijspijkeren; goedmaken; inhalen afkopen; herstellen; in orde brengen; in orde maken; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden
gå förbi inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden aflopen; doorvaren; overwaaien; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijlopen; voorbijtrekken
gå igenom inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden binnen gaan; doornemen; doorzoeken; erdoor gaan; overheen gaan; penetreren; reviseren
inandas inhalen; naar binnen halen inademen; inhaleren
inhalera inhalen; naar binnen halen ademen; ademhalen; inademen; inhaleren; over de longen roken
komma ifatt med inhalen; inlopen
passera inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden aflopen; doorreizen; slagen voor; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
rätta till bijspijkeren; goedmaken; inhalen ding rechtzetten; recht maken; rechtzetten; rectificeren
vinna inhalen; inlopen behalen; gewinnen; lenen; ontlenen; verkrijgen; winnen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intagande aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; gracieus; knap; mooi; sierlijk

Wiktionary: inhalen


Cross Translation:
FromToVia
inhalen köra om overtake — To pass a more slowly moving object
inhalen utmynna; sluta; föra; leda; öppna sig; suppurera aboutirtoucher par un bout.
inhalen ernå atteindretoucher de loin au moyen d’un projectile.
inhalen ; uppnå parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)