Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. inwerkend:
  2. inwerken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inwerkend (Nederlands) in het Zweeds

inwerkend:

inwerkend bijvoeglijk naamwoord

  1. inwerkend (inbijtend; bijtend; invretend)
    frätande; nedbrytande

Vertaal Matrix voor inwerkend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frätande bijtend; inbijtend; invretend; inwerkend
nedbrytande bijtend; inbijtend; invretend; inwerkend

inwerken:

inwerken werkwoord (werk in, werkt in, werkte in, werkten in, ingewerkt)

  1. inwerken
    inverka
  2. inwerken (voorbereiden op; prepareren)
    förbereda; introducera
    • förbereda werkwoord (förbereder, förberedde, förberett)
    • introducera werkwoord (introducerar, introducerade, introducerat)

Conjugations for inwerken:

o.t.t.
  1. werk in
  2. werkt in
  3. werkt in
  4. werken in
  5. werken in
  6. werken in
o.v.t.
  1. werkte in
  2. werkte in
  3. werkte in
  4. werkten in
  5. werkten in
  6. werkten in
v.t.t.
  1. ben ingewerkt
  2. bent ingewerkt
  3. is ingewerkt
  4. zijn ingewerkt
  5. zijn ingewerkt
  6. zijn ingewerkt
v.v.t.
  1. was ingewerkt
  2. was ingewerkt
  3. was ingewerkt
  4. waren ingewerkt
  5. waren ingewerkt
  6. waren ingewerkt
o.t.t.t.
  1. zal inwerken
  2. zult inwerken
  3. zal inwerken
  4. zullen inwerken
  5. zullen inwerken
  6. zullen inwerken
o.v.t.t.
  1. zou inwerken
  2. zou inwerken
  3. zou inwerken
  4. zouden inwerken
  5. zouden inwerken
  6. zouden inwerken
diversen
  1. werk in!
  2. werkt in!
  3. ingewerkt
  4. inwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inwerken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förbereda inwerken; prepareren; voorbereiden op alvast neerzetten; bereiden; brouwen; gereed maken; gereedmaken; klaar leggen; klaarmaken; klaarzetten; prepareren; toebereiden; uitspreiden; voorbereiden; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen; voorbewerken; voorwerken
introducera inwerken; prepareren; voorbereiden op aandragen; aanvoeren; inbrengen; inleiden; invoegen; naar voren brengen; openen; opperen; poneren
inverka inwerken