Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. jeremiërend:
  2. jeremiëren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor jeremiërend (Nederlands) in het Zweeds

jeremiërend:

jeremiërend bijvoeglijk naamwoord

  1. jeremiërend (jammerend; klagerig; klaaglijk)
    gråtande; jämrande
  2. jeremiërend (klagend; lamenterend; jammerend; )
    klagande; stönande; jämrande

Vertaal Matrix voor jeremiërend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jämrande kreunen; steunen; zuchten
klagande beklag; gebrom; gekanker; geklaag; gemekker; gemopper; jammerklacht; klacht indienen; smekeling; weeklacht
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gråtande jammerend; jeremiërend; klaaglijk; klagerig
jämrande jammerend; jeremiërend; klaaglijk; klagelijk; klagend; klagerig; lamenterend; weeklagend
klagande jammerend; jeremiërend; klaaglijk; klagelijk; klagend; lamenterend; weeklagend beklagend; brommerig; mopperig; negatief; rouwig; treurig; verdrietig; zeurderig
stönande jammerend; jeremiërend; klaaglijk; klagelijk; klagend; lamenterend; weeklagend

jeremiëren:

jeremiëren werkwoord (jeremiëer, jeremiëert, jeremiëerde, jeremiëerden, gejeremiëerd)

  1. jeremiëren (weeklagen; jammeren)
    klaga; jämra sig
    • klaga werkwoord (klagar, klagade, klagat)
    • jämra sig werkwoord (jämrar sig, jämrade sig, jämrat sig)

Conjugations for jeremiëren:

o.t.t.
  1. jeremiëer
  2. jeremiëert
  3. jeremiëert
  4. jeremiëren
  5. jeremiëren
  6. jeremiëren
o.v.t.
  1. jeremiëerde
  2. jeremiëerde
  3. jeremiëerde
  4. jeremiëerden
  5. jeremiëerden
  6. jeremiëerden
v.t.t.
  1. heb gejeremiëerd
  2. hebt gejeremiëerd
  3. heeft gejeremiëerd
  4. hebben gejeremiëerd
  5. hebben gejeremiëerd
  6. hebben gejeremiëerd
v.v.t.
  1. had gejeremiëerd
  2. had gejeremiëerd
  3. had gejeremiëerd
  4. hadden gejeremiëerd
  5. hadden gejeremiëerd
  6. hadden gejeremiëerd
o.t.t.t.
  1. zal jeremiëren
  2. zult jeremiëren
  3. zal jeremiëren
  4. zullen jeremiëren
  5. zullen jeremiëren
  6. zullen jeremiëren
o.v.t.t.
  1. zou jeremiëren
  2. zou jeremiëren
  3. zou jeremiëren
  4. zouden jeremiëren
  5. zouden jeremiëren
  6. zouden jeremiëren
diversen
  1. jeremiëer!
  2. jeremiëert!
  3. gejeremiëerd
  4. jeremiërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor jeremiëren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jämra sig jammeren; jeremiëren; weeklagen huilen; lamenteren; schreien; temen
klaga jammeren; jeremiëren; weeklagen bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; eisen; foeteren; huilen; kankeren; kermen; klagen; knorren; knorrend geluid maken; protesteren; reclameren; rouwklagen; sakkeren; schreien; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; uitgieren; zeuren