Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kam:
  2. kammen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kam (Nederlands) in het Zweeds

kam:

kam [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kam (bergrug; rug; bergkam)
    rygg; bergskam
    • rygg [-en] zelfstandig naamwoord
    • bergskam zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kam:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bergskam bergkam; bergrug; kam; rug heuvelkam; heuvelrug; hoogste punt; kruin; top
rygg bergkam; bergrug; kam; rug achterkant; achterspeler; achterzijde; back; plooirug; ribbel

Verwante woorden van "kam":


Verwante definities voor "kam":

  1. voorwerp met tanden waar je je haren netjes mee maakt1
    • ik moet even een kam door mijn haar halen1

Wiktionary: kam

kam
noun
  1. getand object om haren mee te verzorgen

Cross Translation:
FromToVia
kam kam comb — toothed implement for grooming the hair
kam kam comb — fleshy growth on the top of the head of some birds and reptiles
kam vågkam; kam crest — ridge or top of a wave
kam fiskben arête — À trier

kam vorm van kammen:

kammen werkwoord (kam, kamt, kamde, kamden, gekamd)

  1. kammen
    kamma
    • kamma werkwoord (kammar, kammade, kammat)

Conjugations for kammen:

o.t.t.
  1. kam
  2. kamt
  3. kamt
  4. kammen
  5. kammen
  6. kammen
o.v.t.
  1. kamde
  2. kamde
  3. kamde
  4. kamden
  5. kamden
  6. kamden
v.t.t.
  1. heb gekamd
  2. hebt gekamd
  3. heeft gekamd
  4. hebben gekamd
  5. hebben gekamd
  6. hebben gekamd
v.v.t.
  1. had gekamd
  2. had gekamd
  3. had gekamd
  4. hadden gekamd
  5. hadden gekamd
  6. hadden gekamd
o.t.t.t.
  1. zal kammen
  2. zult kammen
  3. zal kammen
  4. zullen kammen
  5. zullen kammen
  6. zullen kammen
o.v.t.t.
  1. zou kammen
  2. zou kammen
  3. zou kammen
  4. zouden kammen
  5. zouden kammen
  6. zouden kammen
en verder
  1. ben gekamd
  2. bent gekamd
  3. is gekamd
  4. zijn gekamd
  5. zijn gekamd
  6. zijn gekamd
diversen
  1. kam!
  2. kamt!
  3. gekamd
  4. kammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kammen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de kammen
    kammor
    • kammor zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kammen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kammor kammen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kamma kammen

Verwante woorden van "kammen":


Wiktionary: kammen


Cross Translation:
FromToVia
kammen kamma comb — to groom the hair with a toothed implement
kammen kamma kämmenmithilfe eines Kammes die Haare richten
kammen kamma peignerdémêler, arranger les cheveux, la barbe, avec un peigne.

Verwante vertalingen van kam