Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kiemen:
  2. kiem:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kiemen (Nederlands) in het Zweeds

kiemen:

kiemen werkwoord (kiem, kiemt, kiemde, kiemden, gekiemd)

  1. kiemen (uit de kiem te voorschijn komen; ontkiemen)
    komma ur frö
    • komma ur frö werkwoord (kommer ur frö, komm ur frö, kommit ur frö)

Conjugations for kiemen:

o.t.t.
  1. kiem
  2. kiemt
  3. kiemt
  4. kiemen
  5. kiemen
  6. kiemen
o.v.t.
  1. kiemde
  2. kiemde
  3. kiemde
  4. kiemden
  5. kiemden
  6. kiemden
v.t.t.
  1. heb gekiemd
  2. hebt gekiemd
  3. heeft gekiemd
  4. hebben gekiemd
  5. hebben gekiemd
  6. hebben gekiemd
v.v.t.
  1. had gekiemd
  2. had gekiemd
  3. had gekiemd
  4. hadden gekiemd
  5. hadden gekiemd
  6. hadden gekiemd
o.t.t.t.
  1. zal kiemen
  2. zult kiemen
  3. zal kiemen
  4. zullen kiemen
  5. zullen kiemen
  6. zullen kiemen
o.v.t.t.
  1. zou kiemen
  2. zou kiemen
  3. zou kiemen
  4. zouden kiemen
  5. zouden kiemen
  6. zouden kiemen
en verder
  1. is gekiemd
diversen
  1. kiem!
  2. kiemt!
  3. gekiemd
  4. kiemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kiemen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
komma ur frö kiemen; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen

Verwante woorden van "kiemen":


kiemen vorm van kiem:

kiem [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kiem (zaad)
    bakterie

Vertaal Matrix voor kiem:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakterie kiem; zaad bacterie

Verwante woorden van "kiem":


Wiktionary: kiem


Cross Translation:
FromToVia
kiem mikrob germ — pathogenic microorganism
kiem mikrob germ — mass of cells
kiem vagga berceaupetit lit où l’on coucher les nourrissons et qui disposer pour que l’on puisse le balancer, le bercer, aisément.
kiem embryo embryon — bébé