Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klaar (Nederlands) in het Zweeds

klaar:

klaar bijvoeglijk naamwoord

  1. klaar (af; voltooid; over; )
    färdigt; avslutat
  2. klaar (volbracht; gedaan; gereed; beëindigd; af)
    gjort; färdig; avslutat
  3. klaar (voltooid; beëindigd; over; )
    färdigt; avslutad; fullständig; fullständigt
  4. klaar (onbewolkt; helder)
    molnfritt; klart; klar
  5. klaar (paraat; gereed)
    färdig; klart; klar
    • färdig bijvoeglijk naamwoord
    • klart bijvoeglijk naamwoord
    • klar bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor klaar:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- af
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avslutad af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgeknot; afgerond; gecompleteerd
avslutat af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij afgeknot; afgerond; gecompleteerd; voleindigd
fullständig af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij algeheel; compleet; kompleet; patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volkomen; volledig; volmaakt; volslagen; voortreffelijk
fullständigt af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgerond; algeheel; baarlijk; compleet; gecompleteerd; integraal; kompleet; patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volkomen; volledig; volmaakt; volslagen; voortreffelijk
färdig af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; paraat; volbracht afgehandeld
färdigt af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgehandeld
gjort af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht
klar gereed; helder; klaar; onbewolkt; paraat aanschouwelijk; begrijpelijk; bevattelijk; cru; duidelijk; expliciet; fleurig; helder; helderdenkend; inzichtelijk; klaar als een klontje; klare; kleurrijk; lichtgevend; lumineus; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; overduidelijk; rechttoe rechtaan; verhelderend; verstaanbaar
klart gereed; helder; klaar; onbewolkt; paraat aanschouwelijk; begrijpelijk; cru; direct; duidelijk; expliciet; fleurig; helder; helderdenkend; klaar als een klontje; klare; kleurrijk; lichtgevend; lumineus; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; overduidelijk; recht door zee; rechttoe rechtaan; regelrecht; verhelderend; verstaanbaar
molnfritt helder; klaar; onbewolkt

Verwante woorden van "klaar":


Synoniemen voor "klaar":


Verwante definities voor "klaar":

  1. er hoeft niets meer aan gedaan te worden1
    • al het werk is klaar1
  2. helder en duidelijk1
    • dat is klare taal1

Wiktionary: klaar


Cross Translation:
FromToVia
klaar klar; genomskinlig clear — transparent in colour
klaar ren; klar clear — bright, not obscured
klaar klar; färdig done — In a state of having completed or finished an activity
klaar beredd ready — Prepared for immediate action or use
klaar klar; redo; färdig set — ready, prepared
klaar klar; tydlig; ljus clair — Qui a l’éclat du jour, de la lumière.
klaar klar; tydlig limpide — Qui est clair, transparent.
klaar färdig; redo; tillreds prêt — Qui est en état de faire, de dire, de recevoir, etc... (Sens général).

klaren:

klaren werkwoord (klaar, klaart, klaarde, klaarden, geklaard)

  1. klaren (in orde maken; regelen; afdoen)
    fixa; göra i ordning
    • fixa werkwoord (fixar, fixade, fixat)
    • göra i ordning werkwoord (gör i ordning, gjorde i ordning, gjort i ordning)
  2. klaren (inklaren)
    förtulla bagage
    • förtulla bagage werkwoord (förtullar bagage, förtullade bagage, förtullat bagage)
  3. klaren (in zedelijk opzicht zuiveren; reinigen; kuisen; louteren)
    uppklara; rensa
    • uppklara werkwoord (uppklarar, uppklarade, uppklarat)
    • rensa werkwoord (rensar, rensade, rensat)

Conjugations for klaren:

o.t.t.
  1. klaar
  2. klaart
  3. klaart
  4. klaren
  5. klaren
  6. klaren
o.v.t.
  1. klaarde
  2. klaarde
  3. klaarde
  4. klaarden
  5. klaarden
  6. klaarden
v.t.t.
  1. heb geklaard
  2. hebt geklaard
  3. heeft geklaard
  4. hebben geklaard
  5. hebben geklaard
  6. hebben geklaard
v.v.t.
  1. had geklaard
  2. had geklaard
  3. had geklaard
  4. hadden geklaard
  5. hadden geklaard
  6. hadden geklaard
o.t.t.t.
  1. zal klaren
  2. zult klaren
  3. zal klaren
  4. zullen klaren
  5. zullen klaren
  6. zullen klaren
o.v.t.t.
  1. zou klaren
  2. zou klaren
  3. zou klaren
  4. zouden klaren
  5. zouden klaren
  6. zouden klaren
diversen
  1. klaar!
  2. klaart!
  3. geklaard
  4. klarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klaren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fixa bevestiging; vastmaken
rensa schoonmaakbeurt; wegruimen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fixa afdoen; in orde maken; klaren; regelen fiksen; flikken; goedmaken; iets regelen; klaarspelen; klusje opknappen; klussen; rechtstrijken; rechtzetten; voor elkaar krijgen
förtulla bagage inklaren; klaren
göra i ordning afdoen; in orde maken; klaren; regelen bereiden; brouwen; gereed maken; klaarmaken; regelen; schikken; toebereiden
rensa in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen bergen; leeghalen; opruimen; opschonen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen; verrekenen
uppklara in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
rensa Opschonen

Verwante vertalingen van klaar