Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. klussen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klussen (Nederlands) in het Zweeds

klussen:

klussen werkwoord (klus, klust, kluste, klusten, geklust)

  1. klussen (klusje opknappen)
    fixa; laga; reparera
    • fixa werkwoord (fixar, fixade, fixat)
    • laga werkwoord (lagar, lagade, lagat)
    • reparera werkwoord (reparerar, reparerade, reparerat)
  2. klussen
    jobba extra
    • jobba extra werkwoord (jobbar extra, jobbade extra, jobbat extra)

Conjugations for klussen:

o.t.t.
  1. klus
  2. klust
  3. klust
  4. klussen
  5. klussen
  6. klussen
o.v.t.
  1. kluste
  2. kluste
  3. kluste
  4. klusten
  5. klusten
  6. klusten
v.t.t.
  1. heb geklust
  2. hebt geklust
  3. heeft geklust
  4. hebben geklust
  5. hebben geklust
  6. hebben geklust
v.v.t.
  1. had geklust
  2. had geklust
  3. had geklust
  4. hadden geklust
  5. hadden geklust
  6. hadden geklust
o.t.t.t.
  1. zal klussen
  2. zult klussen
  3. zal klussen
  4. zullen klussen
  5. zullen klussen
  6. zullen klussen
o.v.t.t.
  1. zou klussen
  2. zou klussen
  3. zou klussen
  4. zouden klussen
  5. zouden klussen
  6. zouden klussen
diversen
  1. klus!
  2. klust!
  3. geklust
  4. klussend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

klussen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het klussen
    ha olika jobb

Vertaal Matrix voor klussen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fixa bevestiging; vastmaken
ha olika jobb klussen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fixa klusje opknappen; klussen afdoen; fiksen; flikken; goedmaken; iets regelen; in orde maken; klaarspelen; klaren; rechtstrijken; rechtzetten; regelen; voor elkaar krijgen
jobba extra klussen
laga klusje opknappen; klussen bereiden; brouwen; fiksen; gaten dichten; goedmaken; herstellen; iets toebereiden; klaarmaken; laaien; maken; prepareren; rechtzetten; repareren; stoppen; verstellen
reparera klusje opknappen; klussen fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren; vernieuwen; verstellen