Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kraak:
  2. kraken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kraak (Nederlands) in het Zweeds

kraak:

kraak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kraak (wederrechtelijke bewoning)
    ockupera
  2. de kraak (inbraak; braak)
    bryta sig in

Vertaal Matrix voor kraak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bryta sig in braak; inbraak; kraak
ockupera kraak; wederrechtelijke bewoning kraakpand
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bryta sig in beroven; binnen breken; binnenbreken; binnendringen; binnenvallen; een inbraak doen; inbreken; inbreuk maken; invallen; overtreden

Verwante woorden van "kraak":


Wiktionary: kraak


Cross Translation:
FromToVia
kraak bläckfisk octopus — mollusc

kraak vorm van kraken:

kraken werkwoord (kraak, kraakt, kraakte, kraakten, gekraakt)

  1. kraken (een krakend geluid maken)
    spricka
    • spricka werkwoord (spricker, sprack, spruckit)
  2. kraken (openbreken; losbreken)
    bryta upp
    • bryta upp werkwoord (bryter upp, bröt upp, brutit upp)
  3. kraken (kritiseren; afkraken; katten)
    kritisera
    • kritisera werkwoord (kritiserar, kritiserade, kritiserat)
  4. kraken (huizen kraken)
    riva hus; bryta ned hus
    • riva hus werkwoord (river hus, rev hus, rivit hus)
    • bryta ned hus werkwoord (bryter ned hus, bröt ned hus, brutit ned hus)

Conjugations for kraken:

o.t.t.
  1. kraak
  2. kraakt
  3. kraakt
  4. kraken
  5. kraken
  6. kraken
o.v.t.
  1. kraakte
  2. kraakte
  3. kraakte
  4. kraakten
  5. kraakten
  6. kraakten
v.t.t.
  1. heb gekraakt
  2. hebt gekraakt
  3. heeft gekraakt
  4. hebben gekraakt
  5. hebben gekraakt
  6. hebben gekraakt
v.v.t.
  1. had gekraakt
  2. had gekraakt
  3. had gekraakt
  4. hadden gekraakt
  5. hadden gekraakt
  6. hadden gekraakt
o.t.t.t.
  1. zal kraken
  2. zult kraken
  3. zal kraken
  4. zullen kraken
  5. zullen kraken
  6. zullen kraken
o.v.t.t.
  1. zou kraken
  2. zou kraken
  3. zou kraken
  4. zouden kraken
  5. zouden kraken
  6. zouden kraken
en verder
  1. ben gekraakt
  2. bent gekraakt
  3. is gekraakt
  4. zijn gekraakt
  5. zijn gekraakt
  6. zijn gekraakt
diversen
  1. kraak!
  2. kraakt!
  3. gekraakt
  4. krakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kraken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kraken
    sprickande

Vertaal Matrix voor kraken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bryta upp opbreken
spricka barst; breuk; coryfee; crack; gebrek; geweldenaar; kei; kiertje; kloof; krak; manco; opening; rotsspleet; ruptuur; scheur; scheuring; spleet; tussenruimte; uitsparing; zwakheid
sprickande kraken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bryta ned hus huizen kraken; kraken
bryta upp kraken; losbreken; openbreken afronden; completeren; gaan; heengaan; laatste gedeelte afmaken; opbreken; opensperren; opstappen; scheiden; uit elkaar gaan; uiteengaan; van elkaar gaan; vertrekken; weggaan
kritisera afkraken; katten; kraken; kritiseren bekritiseren; beoordelen; een klacht indienen; goed- of afkeuren; hekelen; klagen; recenseren; zijn beklag indienen
riva hus huizen kraken; kraken
spricka een krakend geluid maken; kraken aan stukken springen; klieven; kloven; openhakken; splijten; splitsen; uiteensplijten

Verwante woorden van "kraken":


Synoniemen voor "kraken":


Verwante definities voor "kraken":

  1. er heel negatief over spreken of schrijven1
    • het boek werd in de krant gekraakt1
  2. bezetten en erin gaan wonen1
    • we hebben een huis gekraakt1
  3. een scherp geluid maken alsof het barst1
    • de oude planken kraken1

Wiktionary: kraken


Cross Translation:
FromToVia
kraken ockupera squat — to occupy without permission
kraken knaka craquer — Traductions à trier suivant le sens