Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kwijten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kwijten (Nederlands) in het Zweeds

kwijten:

kwijten werkwoord (kwijt, kweet, kweten, gekweten)

  1. kwijten
    utföra; uppfylla; fullgöra
    • utföra werkwoord (utför, utförde, utfört)
    • uppfylla werkwoord (uppfyller, uppfyllde, uppfyllt)
    • fullgöra werkwoord (fullgör, fullgjorde, fullgjort)

Conjugations for kwijten:

o.t.t.
  1. kwijt
  2. kwijt
  3. kwijt
  4. kwijten
  5. kwijten
  6. kwijten
o.v.t.
  1. kweet
  2. kweet
  3. kweet
  4. kweten
  5. kweten
  6. kweten
v.t.t.
  1. heb gekweten
  2. hebt gekweten
  3. heeft gekweten
  4. hebben gekweten
  5. hebben gekweten
  6. hebben gekweten
v.v.t.
  1. had gekweten
  2. had gekweten
  3. had gekweten
  4. hadden gekweten
  5. hadden gekweten
  6. hadden gekweten
o.t.t.t.
  1. zal kwijten
  2. zult kwijten
  3. zal kwijten
  4. zullen kwijten
  5. zullen kwijten
  6. zullen kwijten
o.v.t.t.
  1. zou kwijten
  2. zou kwijten
  3. zou kwijten
  4. zouden kwijten
  5. zouden kwijten
  6. zouden kwijten
diversen
  1. kwijt!
  2. kwijt!
  3. gekweten
  4. kwijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kwijten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
utföra gehoor; gevolg; gevolg geven aan
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fullgöra kwijten zich voltrekken
uppfylla kwijten plomberen; volvoeren; vullen
utföra kwijten bedingen; bewerkstelligen; doen; fixen; handelen; klaarspelen; lappen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; voltrekken; voor elkaar krijgen; zich voltrekken

Verwante vertalingen van kwijten