Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lichten (Nederlands) in het Zweeds

lichten:

lichten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de lichten
    ljus
    • ljus [-ett] zelfstandig naamwoord

lichten werkwoord (licht, lichtte, lichtten, gelicht)

  1. lichten (bliksemen; weerlichten)
    upplysa
    • upplysa werkwoord (upplysar, upplysade, upplysat)
  2. lichten (naar boven trekken; omhoog trekken; omhoog rukken)
    utarbeta; dra upp; avfatta
    • utarbeta werkwoord (utarbetar, utarbetade, utarbetat)
    • dra upp werkwoord (drar upp, drog upp, dragit upp)
    • avfatta werkwoord (avfattar, avfattade, avfattat)
  3. lichten (verwijderen; afnemen; ecarteren; )
    avlägsna; ta bort
    • avlägsna werkwoord (avlägsnar, avlägsnade, avlägsnat)
    • ta bort werkwoord (tar bort, tog bort, tagit bort)
  4. lichten (flitsen; oplichten)
    blixtra
    • blixtra werkwoord (blixtrar, blixtrade, blixtrat)
  5. lichten (licht worden)
    gry; dagas; ljusna
    • gry werkwoord (gryr, grydde, grytt)
    • dagas werkwoord (dagas, dagades, dagats)
    • ljusna werkwoord (ljusnar, ljusnade, ljusnat)
  6. lichten (optillen; opheffen; heffen; )
    lyfta upp; hissa upp
    • lyfta upp werkwoord (lyftar upp, lyftade upp, lyftat upp)
    • hissa upp werkwoord (hissar upp, hissade upp, hissat upp)
  7. lichten (buslichten)
    tömma brevlådan
    • tömma brevlådan werkwoord (tömmer brevlådan, tömmde brevlådan, tömmt brevlådan)

Conjugations for lichten:

o.t.t.
  1. licht
  2. licht
  3. licht
  4. lichten
  5. lichten
  6. lichten
o.v.t.
  1. lichtte
  2. lichtte
  3. lichtte
  4. lichtten
  5. lichtten
  6. lichtten
v.t.t.
  1. heb gelicht
  2. hebt gelicht
  3. heeft gelicht
  4. hebben gelicht
  5. hebben gelicht
  6. hebben gelicht
v.v.t.
  1. had gelicht
  2. had gelicht
  3. had gelicht
  4. hadden gelicht
  5. hadden gelicht
  6. hadden gelicht
o.t.t.t.
  1. zal lichten
  2. zult lichten
  3. zal lichten
  4. zullen lichten
  5. zullen lichten
  6. zullen lichten
o.v.t.t.
  1. zou lichten
  2. zou lichten
  3. zou lichten
  4. zouden lichten
  5. zouden lichten
  6. zouden lichten
en verder
  1. is gelicht
  2. zijn gelicht
diversen
  1. licht!
  2. licht!
  3. gelicht
  4. lichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor lichten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dra upp op komen zetten
ljus lichten kaars
ta bort wegruimen
utarbeta opmaken; opstellen; redigeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avfatta lichten; naar boven trekken; omhoog rukken; omhoog trekken
avlägsna afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken
blixtra flitsen; lichten; oplichten
dagas licht worden; lichten aanbreken van de dag; dagen
dra upp lichten; naar boven trekken; omhoog rukken; omhoog trekken hijsen; hoger draaien; met een takel ophijsen; naar boven brengen; naar boven leiden; naar boven voeren; omhoogdraaien; omhooghalen; omhoogrennen; omhoogrukken; omhoogsnellen; omhoogtrekken; opdraaien; openbreken; openleggen; ophijsen; takelen
gry licht worden; lichten
hissa upp heffen; lichten; omhoog brengen; omhoogheffen; opheffen; optillen; tillen met een takel ophijsen; omhoogrukken; takelen
ljusna licht worden; lichten beschijnen; bleek worden; opklaren; verlichten; wit wegtrekken; wolken verdwijnen
lyfta upp heffen; lichten; omhoog brengen; omhoogheffen; opheffen; optillen; tillen heffen; hijsen; met een takel ophijsen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogrukken; omhoogtillen; opheffen; samenvouwen; takelen
ta bort afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken afnemen; afstoffen; afvoeren; meedragen; nemen uit; publicatie ongedaan maken; stoffen; uitgommen; uitlichten; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verwijderen; vlakken; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvegen; wegvoeren; wissen
tömma brevlådan buslichten; lichten
upplysa bliksemen; lichten; weerlichten bijlichten; illumineren; informeren; inlichten; op de hoogte brengen; opklaren; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen; wolken verdwijnen
utarbeta lichten; naar boven trekken; omhoog rukken; omhoog trekken preciseren; uitwerken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ljus aanschouwelijk; duidelijk; licht; niet donker

Wiktionary: lichten


Cross Translation:
FromToVia
lichten lysa upp; belysa light — to illuminate
lichten lysa; skina; glänsa luireémettre de la lumière.