Nederlands

Uitgebreide vertaling voor maf (Nederlands) in het Zweeds

maf:

maf bijvoeglijk naamwoord

  1. maf (geschift; gek; mesjogge; )
    stollig; tokigt; stolligt
  2. maf (vreemd; eigenaardig; dwaas; )
    besynnerlig; konstigt; underligt; besynnerligt; underlig
  3. maf (krankjorum; mesjogge; getikt; )
    idiotisk; tokig; tokigt; idiotiskt
  4. maf (dwaas; gek; idioot)
    dum; dumt
    • dum bijvoeglijk naamwoord
    • dumt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor maf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- gek
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- gek; getikt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besynnerlig dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd
besynnerligt dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd
dum dwaas; gek; idioot; maf achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; dwaas; geesteloos; gemeen; hersenloos; idioot; lullig; min; onbenullig; onbezonnen; onnozel; onverstandig; onzinnig; slecht; stompzinnig; stupide; vals; verstandeloos
dumt dwaas; gek; idioot; maf achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; dwaas; geesteloos; gemeen; hersenloos; idioot; lullig; min; onbenullig; onbezonnen; onnozel; onverstandig; onzinnig; slecht; stom; stompzinnig; stupide; suf; vals; verstandeloos
idiotisk geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knots; krankjorum; maf; mal; mesjogge ridicuul
idiotiskt geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knots; krankjorum; maf; mal; mesjogge ridicuul
konstigt dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd curieus; merkwaardig; uitheems; vreemd; vreemdsoortig; zonderling
stollig achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot
stolligt achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot
tokig geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knots; krankjorum; maf; mal; mesjogge eiig; geschift; getikt; halfgaar; halfzacht; hoorndol; kierewiet; knettergek; knots; krankjorum; niet goed snik; niet helemaal in orde; tilt
tokigt achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot eiig; geflipt; gek; halfgaar; halfzacht; niet helemaal in orde; tilt; tureluurs
underlig dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd apart; buitenissig; curieus; excentriek; extravagant; merkwaardig; typisch; vreemd
underligt dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd apart; buitenissig; curieus; excentriek; extravagant; merkwaardig; typisch; uitheems; vreemd; vreemdsoortig; zonderling

Synoniemen voor "maf":


Antoniemen van "maf":


Verwante definities voor "maf":

  1. waar je om moet lachen1
    • dat is een maf verhaal1
  2. wie erg raar doet, zijn verstand kwijt is1
    • deze leraar is een beetje maf1

maf vorm van maffen:

maffen werkwoord (maf, maft, mafte, maften, gemaft)

  1. maffen (slapen; meuren; pitten)
    sova; slafa; kvarta; tryna
    • sova werkwoord
    • slafa werkwoord (slafar, slafade, slafat)
    • kvarta werkwoord (kvartar, kvartade, kvartat)
    • tryna werkwoord (trynar, trynade, trynat)

Conjugations for maffen:

o.t.t.
  1. maf
  2. maft
  3. maft
  4. maffen
  5. maffen
  6. maffen
o.v.t.
  1. mafte
  2. mafte
  3. mafte
  4. maften
  5. maften
  6. maften
v.t.t.
  1. heb gemaft
  2. hebt gemaft
  3. heeft gemaft
  4. hebben gemaft
  5. hebben gemaft
  6. hebben gemaft
v.v.t.
  1. had gemaft
  2. had gemaft
  3. had gemaft
  4. hadden gemaft
  5. hadden gemaft
  6. hadden gemaft
o.t.t.t.
  1. zal maffen
  2. zult maffen
  3. zal maffen
  4. zullen maffen
  5. zullen maffen
  6. zullen maffen
o.v.t.t.
  1. zou maffen
  2. zou maffen
  3. zou maffen
  4. zouden maffen
  5. zouden maffen
  6. zouden maffen
diversen
  1. maf!
  2. maft!
  3. gemaft
  4. maffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor maffen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kvarta maffen; meuren; pitten; slapen
slafa maffen; meuren; pitten; slapen
sova maffen; meuren; pitten; slapen
tryna maffen; meuren; pitten; slapen