Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. managen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor managen (Nederlands) in het Zweeds

managen:

managen werkwoord (manage, managed, managde, managden, gemanaged)

  1. managen (iets aankunnen)
    sköta; hantera; ta hand om; vara vuxen mot
    • sköta werkwoord (sköter, skötte, skött)
    • hantera werkwoord (hanterar, hanterade, hanterat)
    • ta hand om werkwoord (tar hand om, tog hand om, tagit hand om)
    • vara vuxen mot werkwoord (är vuxen mot, var vuxen mot, varit vuxen mot)
  2. managen (leiding geven; leiden; besturen; aanvoeren; voorzitten)
    kommendera; leda; anföra
    • kommendera werkwoord (kommenderar, kommenderade, kommenderat)
    • leda werkwoord (ledar, ledade, ledat)
    • anföra werkwoord (anför, anförde, anfört)

Conjugations for managen:

o.t.t.
  1. manage
  2. managed
  3. managed
  4. managen
  5. managen
  6. managen
o.v.t.
  1. managde
  2. managde
  3. managde
  4. managden
  5. managden
  6. managden
v.t.t.
  1. heb gemanaged
  2. hebt gemanaged
  3. heeft gemanaged
  4. hebben gemanaged
  5. hebben gemanaged
  6. hebben gemanaged
v.v.t.
  1. had gemanaged
  2. had gemanaged
  3. had gemanaged
  4. hadden gemanaged
  5. hadden gemanaged
  6. hadden gemanaged
o.t.t.t.
  1. zal managen
  2. zult managen
  3. zal managen
  4. zullen managen
  5. zullen managen
  6. zullen managen
o.v.t.t.
  1. zou managen
  2. zou managen
  3. zou managen
  4. zouden managen
  5. zouden managen
  6. zouden managen
diversen
  1. manage!
  2. manage!
  3. gemanaged
  4. managend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor managen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anföra aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanhalen; begeleiden; citeren; leiden; meevoeren; voeren
hantera iets aankunnen; managen behandelen; beheren; iets afhandelen
kommendera aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen
leda aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten begeleiden; leiden; meevoeren; voeren; vooraanlopen; voorlopen; vooroplopen; vooruitlopen
sköta iets aankunnen; managen administreren; beheren; besturen; geneesmiddel toedienen; geven; ingeven; toedienen; verstrekken; verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
ta hand om iets aankunnen; managen verplegen; verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
vara vuxen mot iets aankunnen; managen

Wiktionary: managen


Cross Translation:
FromToVia
managen styra manage — to direct or be in charge