Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. oorzaken:
  2. oorzaak:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oorzaken (Nederlands) in het Zweeds

oorzaken:

oorzaken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de oorzaken (redenen; aanleidingen)
    motiv; orsaker
    • motiv [-ett] zelfstandig naamwoord
    • orsaker zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor oorzaken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
motiv aanleidingen; oorzaken; redenen beweegreden; drijfveer; motief; motivatie; reden
orsaker aanleidingen; oorzaken; redenen

Verwante woorden van "oorzaken":


oorzaak:

oorzaak [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de oorzaak
    orsak; sak
    • orsak [-en] zelfstandig naamwoord
    • sak [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor oorzaak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
orsak oorzaak aanleiding; beweegreden; directe oorzaak; drijfveer; motief; motivatie; reden
sak oorzaak aangelegenheid; affaire; geval; issue; kwestie; punt; substantie; zaak

Verwante woorden van "oorzaak":


Antoniemen van "oorzaak":


Verwante definities voor "oorzaak":

  1. waardoor het komt1
    • de oorzaak van de ramp was een losse motor1

Wiktionary: oorzaak


Cross Translation:
FromToVia
oorzaak grund; orsak cause — source or reason of an event or action
oorzaak orsak; anledning reason — translations to be checked: basic meaning "cause"
oorzaak grund; orsak; anledning Ursache — vorhergehender Sachverhalt, der einen momentanen Sachverhalt wesentlich bestimmt hat
oorzaak affär; sak; orsak cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère.