Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. overdrijvend:
  2. overdrijven:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overdrijvend (Nederlands) in het Zweeds

overdrijvend:


overdrijven:

overdrijven werkwoord (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)

  1. overdrijven (iets overdreven voorstellen; opkloppen; opblazen; aandikken)
    överdriva
    • överdriva werkwoord (överdrivar, överdrivade, överdrivat)
  2. overdrijven (overdreven voorstellen; opkloppen; opblazen; aandikken; opschroeven)
    överdriva; blåsa upp; ta till i överkant
    • överdriva werkwoord (överdrivar, överdrivade, överdrivat)
    • blåsa upp werkwoord (blåser upp, blåste upp, blåst upp)
    • ta till i överkant werkwoord (tar till i överkant, tog till i överkant, tagit till i överkant)
  3. overdrijven (chargeren)
    överagera; beskylla
    • överagera werkwoord (överagerar, överagerade, överagerat)
    • beskylla werkwoord (beskyllar, beskyllade, beskyllat)

Conjugations for overdrijven:

o.t.t.
  1. overdrijf
  2. overdrijft
  3. overdrijft
  4. overdrijven
  5. overdrijven
  6. overdrijven
o.v.t.
  1. overdreef
  2. overdreef
  3. overdreef
  4. overdreven
  5. overdreven
  6. overdreven
v.t.t.
  1. heb overdreven
  2. hebt overdreven
  3. heeft overdreven
  4. hebben overdreven
  5. hebben overdreven
  6. hebben overdreven
v.v.t.
  1. had overdreven
  2. had overdreven
  3. had overdreven
  4. hadden overdreven
  5. hadden overdreven
  6. hadden overdreven
o.t.t.t.
  1. zal overdrijven
  2. zult overdrijven
  3. zal overdrijven
  4. zullen overdrijven
  5. zullen overdrijven
  6. zullen overdrijven
o.v.t.t.
  1. zou overdrijven
  2. zou overdrijven
  3. zou overdrijven
  4. zouden overdrijven
  5. zouden overdrijven
  6. zouden overdrijven
diversen
  1. overdrijf!
  2. overdrijft!
  3. overdreven
  4. overdrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overdrijven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beskylla chargeren; overdrijven aanklagen; aanrekenen; aanwrijven; beschuldigen; betichten; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; ten laste leggen; tenlaste leggen
blåsa upp aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; bollen; opbollen; openwaaien; oppoken; opstoken; poken; stoken
ta till i överkant aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven
överagera chargeren; overdrijven
överdriva aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven breed uitmeten; grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven; uitweiden

Verwante definities voor "overdrijven":

  1. het groter, mooier of erger voorstellen dan het is1
    • je moet niet zo overdrijven1

Wiktionary: overdrijven

overdrijven
verb
  1. de feiten groter, kleiner, mooier of slechter voorstellen dan ze zijn

Cross Translation:
FromToVia
overdrijven överdriva exaggerate — to overstate, to describe more than is fact