Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. overhaast:
  2. overhaasten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overhaast (Nederlands) in het Zweeds

overhaast:

overhaast bijvoeglijk naamwoord

  1. overhaast (voorbarig; overijld)
    överilad; obetänksam; överilat; brådstörtat; obetänksamt

Vertaal Matrix voor overhaast:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
överilad lichtvaardigheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brådstörtat overhaast; overijld; voorbarig
obetänksam overhaast; overijld; voorbarig lichthoofdig; lichtzinnig; onbezonnen; ondoordacht; roekeloos
obetänksamt overhaast; overijld; voorbarig absent; achteloos; afwezig; gedachteloos; lichthoofdig; lichtzinnig; onattent; onberaden; onbesuisd; onbezonnen; ondoordacht; onnadenkend; onwillekeurig; werktuiglijk; zonder erbij na te denken
överilad overhaast; overijld; voorbarig
överilat overhaast; overijld; voorbarig onbezonnen; ondoordacht

Verwante woorden van "overhaast":

  • overhaaste

overhaast vorm van overhaasten:

overhaasten werkwoord (overhaast, overhaastte, overhaastten, overhaast)

  1. overhaasten (zich spoeden; haasten; jagen; )
    rusa; skynda; ila; hasta
    • rusa werkwoord (rusar, rusade, rusat)
    • skynda werkwoord (skyndar, skyndade, skyndat)
    • ila werkwoord (ilar, ilade, ilat)
    • hasta werkwoord (hastar, hastade, hastat)

Conjugations for overhaasten:

o.t.t.
  1. overhaast
  2. overhaast
  3. overhaast
  4. overhaasten
  5. overhaasten
  6. overhaasten
o.v.t.
  1. overhaastte
  2. overhaastte
  3. overhaastte
  4. overhaastten
  5. overhaastten
  6. overhaastten
v.t.t.
  1. ben overhaast
  2. bent overhaast
  3. is overhaast
  4. zijn overhaast
  5. zijn overhaast
  6. zijn overhaast
v.v.t.
  1. was overhaast
  2. was overhaast
  3. was overhaast
  4. waren overhaast
  5. waren overhaast
  6. waren overhaast
o.t.t.t.
  1. zal overhaasten
  2. zult overhaasten
  3. zal overhaasten
  4. zullen overhaasten
  5. zullen overhaasten
  6. zullen overhaasten
o.v.t.t.
  1. zou overhaasten
  2. zou overhaasten
  3. zou overhaasten
  4. zouden overhaasten
  5. zouden overhaasten
  6. zouden overhaasten
diversen
  1. overhaast!
  2. overhaast!
  3. overhaast
  4. overhaastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overhaasten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rusa scheutje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hasta aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden haasten; jachten; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten
ila aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; rennen; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
rusa aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stormlopen; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
skynda aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden opjagen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken