Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. overvleugelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overvleugelen (Nederlands) in het Zweeds

overvleugelen:

overvleugelen werkwoord (overvleugel, overvleugelt, overvleugelde, overvleugelden, overvleugeld)

  1. overvleugelen
    överträffa; löpa förbi; springa om
    • överträffa werkwoord (överträffar, överträffade, överträffat)
    • löpa förbi werkwoord (löper förbi, löpte förbi, löpt förbi)
    • springa om werkwoord (springer om, sprang om, sprungit om)

Conjugations for overvleugelen:

o.t.t.
  1. overvleugel
  2. overvleugelt
  3. overvleugelt
  4. overvleugelen
  5. overvleugelen
  6. overvleugelen
o.v.t.
  1. overvleugelde
  2. overvleugelde
  3. overvleugelde
  4. overvleugelden
  5. overvleugelden
  6. overvleugelden
v.t.t.
  1. heb overvleugeld
  2. hebt overvleugeld
  3. heeft overvleugeld
  4. hebben overvleugeld
  5. hebben overvleugeld
  6. hebben overvleugeld
v.v.t.
  1. had overvleugeld
  2. had overvleugeld
  3. had overvleugeld
  4. hadden overvleugeld
  5. hadden overvleugeld
  6. hadden overvleugeld
o.t.t.t.
  1. zal overvleugelen
  2. zult overvleugelen
  3. zal overvleugelen
  4. zullen overvleugelen
  5. zullen overvleugelen
  6. zullen overvleugelen
o.v.t.t.
  1. zou overvleugelen
  2. zou overvleugelen
  3. zou overvleugelen
  4. zouden overvleugelen
  5. zouden overvleugelen
  6. zouden overvleugelen
en verder
  1. ben overvleugeld
  2. bent overvleugeld
  3. is overvleugeld
  4. zijn overvleugeld
  5. zijn overvleugeld
  6. zijn overvleugeld
diversen
  1. overvleugel!
  2. overvleugelt!
  3. overvleugeld
  4. overvleugelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overvleugelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
löpa förbi overvleugelen
springa om overvleugelen
överträffa overvleugelen overtreffen; voorbijstreven