Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. postuleren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor postuleren (Nederlands) in het Zweeds

postuleren:

postuleren werkwoord (postuleer, postuleert, postuleerde, postuleerden, gepostuleerd)

  1. postuleren (vooronderstellen)
    förmoda; utgå ifrån
    • förmoda werkwoord (förmodar, förmodade, förmodat)
    • utgå ifrån werkwoord (utgår ifrån, utgick ifrån, utgått ifrån)

Conjugations for postuleren:

o.t.t.
  1. postuleer
  2. postuleert
  3. postuleert
  4. postuleren
  5. postuleren
  6. postuleren
o.v.t.
  1. postuleerde
  2. postuleerde
  3. postuleerde
  4. postuleerden
  5. postuleerden
  6. postuleerden
v.t.t.
  1. heb gepostuleerd
  2. hebt gepostuleerd
  3. heeft gepostuleerd
  4. hebben gepostuleerd
  5. hebben gepostuleerd
  6. hebben gepostuleerd
v.v.t.
  1. had gepostuleerd
  2. had gepostuleerd
  3. had gepostuleerd
  4. hadden gepostuleerd
  5. hadden gepostuleerd
  6. hadden gepostuleerd
o.t.t.t.
  1. zal postuleren
  2. zult postuleren
  3. zal postuleren
  4. zullen postuleren
  5. zullen postuleren
  6. zullen postuleren
o.v.t.t.
  1. zou postuleren
  2. zou postuleren
  3. zou postuleren
  4. zouden postuleren
  5. zouden postuleren
  6. zouden postuleren
en verder
  1. is gepostuleerd
diversen
  1. postuleer!
  2. postuleert!
  3. gepostuleerd
  4. postulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor postuleren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förmoda vermoeden; veronderstelling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förmoda postuleren; vooronderstellen aannemen; gissen; gissing maken; raden; uitgaan van; veronderstellen
utgå ifrån postuleren; vooronderstellen ervan uitgaan