Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. samentrekking:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor samentrekking (Nederlands) in het Zweeds

samentrekking:

samentrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de samentrekking (aaneenschakeling; samenvoeging)
    räcka; kedja; sekvens; serie
    • räcka [-en] zelfstandig naamwoord
    • kedja [-en] zelfstandig naamwoord
    • sekvens [-en] zelfstandig naamwoord
    • serie [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de samentrekking (stuiptrekking; convulsie; kramp; stuip)
    kramp; skakning
    • kramp [-en] zelfstandig naamwoord
    • skakning [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor samentrekking:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kedja aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; keten; ketting; kluister; reeks; rij; serie; snoer
kramp convulsie; kramp; samentrekking; stuip; stuiptrekking krampen; spiersamentrekkingen
räcka aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging aaneenschakeling; gelid; keten; reeks; rij; serie
sekvens aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging aaneenschakeling; keten; reeks; rij; sequens; sequentie; serie
serie aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging aaneenschakeling; aaneenschakelingen; feuilleton; keten; opeenvolging; opeenvolgingen; opvolging; reeks; reeksen; rij; serie; successie; vervolgdeel; vervolgverhaal
skakning convulsie; kramp; samentrekking; stuip; stuiptrekking geschok; geschud; hort; huivering; rilling; schok; schokkende beweging; schouderophalen; siddering; stoot; tremor; trilling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kedja binden; boeien; ketenen; kluisteren
räcka aanbieden; aangeven; aanreiken; genoeg zijn; geven; komen tot; reiken; toereikend zijn; voldoende zijn
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skakning stuiptrekkend

Verwante woorden van "samentrekking":

  • samentrekkingen