Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. samenvloeien:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor samenvloeien (Nederlands) in het Zweeds

samenvloeien:

samenvloeien werkwoord (vloei samen, vloeit samen, vloeide samen, vloeiden samen, samengevloeid)

  1. samenvloeien
    smälta samman
    • smälta samman werkwoord (smälter samman, smälte samman, smält samman)

Conjugations for samenvloeien:

o.t.t.
  1. vloei samen
  2. vloeit samen
  3. vloeit samen
  4. vloeien samen
  5. vloeien samen
  6. vloeien samen
o.v.t.
  1. vloeide samen
  2. vloeide samen
  3. vloeide samen
  4. vloeiden samen
  5. vloeiden samen
  6. vloeiden samen
v.t.t.
  1. ben samengevloeid
  2. bent samengevloeid
  3. is samengevloeid
  4. zijn samengevloeid
  5. zijn samengevloeid
  6. zijn samengevloeid
v.v.t.
  1. was samengevloeid
  2. was samengevloeid
  3. was samengevloeid
  4. waren samengevloeid
  5. waren samengevloeid
  6. waren samengevloeid
o.t.t.t.
  1. zal samenvloeien
  2. zult samenvloeien
  3. zal samenvloeien
  4. zullen samenvloeien
  5. zullen samenvloeien
  6. zullen samenvloeien
o.v.t.t.
  1. zou samenvloeien
  2. zou samenvloeien
  3. zou samenvloeien
  4. zouden samenvloeien
  5. zouden samenvloeien
  6. zouden samenvloeien
diversen
  1. vloei samen!
  2. vloeit samen!
  3. samengevloeid
  4. samenvloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor samenvloeien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smälta samman samenvloeien

Wiktionary: samenvloeien


Cross Translation:
FromToVia
samenvloeien fusionera; gå ihop; sammansmälta merge — Be combined into a whole