Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. samenzweren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor samenzweren (Nederlands) in het Zweeds

samenzweren:

samenzweren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. samenzweren (komplotteren)
    intrigera

samenzweren werkwoord (zweer samen, zweert samen, zweerde samen, zweerden samen, samengezworen)

  1. samenzweren (samenspannen)
    svära vid
    • svära vid werkwoord (svärar vid, svor vid, svurit vid)

Conjugations for samenzweren:

o.t.t.
  1. zweer samen
  2. zweert samen
  3. zweert samen
  4. zweren samen
  5. zweren samen
  6. zweren samen
o.v.t.
  1. zweerde samen
  2. zweerde samen
  3. zweerde samen
  4. zweerden samen
  5. zweerden samen
  6. zweerden samen
v.t.t.
  1. heb samengezworen
  2. hebt samengezworen
  3. heeft samengezworen
  4. hebben samengezworen
  5. hebben samengezworen
  6. hebben samengezworen
v.v.t.
  1. had samengezworen
  2. had samengezworen
  3. had samengezworen
  4. hadden samengezworen
  5. hadden samengezworen
  6. hadden samengezworen
o.t.t.t.
  1. zal samenzweren
  2. zult samenzweren
  3. zal samenzweren
  4. zullen samenzweren
  5. zullen samenzweren
  6. zullen samenzweren
o.v.t.t.
  1. zou samenzweren
  2. zou samenzweren
  3. zou samenzweren
  4. zouden samenzweren
  5. zouden samenzweren
  6. zouden samenzweren
en verder
  1. ben samengezworen
  2. bent samengezworen
  3. is samengezworen
  4. zijn samengezworen
  5. zijn samengezworen
  6. zijn samengezworen
diversen
  1. zweer samen!
  2. zweert samen!
  3. samengezworen
  4. samenzwerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor samenzweren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intrigera komplotteren; samenzweren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intrigera intrigeren; konkelen; kuipen
svära vid samenspannen; samenzweren

Wiktionary: samenzweren

samenzweren
verb
  1. geheimelijk met anderen samenwerken ten nadele van een derde partij

Cross Translation:
FromToVia
samenzweren konspirera konspirieren — mit dem Gegner gegen Obrigkeiten zusammenarbeiten