Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. sloot:
  2. sluiten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sloot (Nederlands) in het Zweeds

sloot:

sloot [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de sloot
    dike
    • dike [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sloot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dike sloot afsluitdijk; dam; dijk; geul; gleuf; greppel; langwerpige uitholling; opening; sleuf; vaargeul

Verwante woorden van "sloot":


Wiktionary: sloot


Cross Translation:
FromToVia
sloot dike ditch — trench
sloot borg; slott château — Forteresse entourée de tours et de bastions
sloot dike; vallgrav; fästningsgrav fossé — fosse creusée pour enfermer, ou pour faire écouler les eaux

sluiten:

sluiten werkwoord (sluit, sloot, sloten, gesloten)

  1. sluiten (dichtdoen; afsluiten; toedoen; toemaken)
    stänga; sluta till; bomma igen
    • stänga werkwoord (stänger, stängde, stängt)
    • sluta till werkwoord (slutar till, slutade till, slutat till)
    • bomma igen werkwoord (bommar igen, bommade igen, bommat igen)
  2. sluiten (dichtdoen; toedoen; dichtmaken; toetrekken)
    stänga; dra till; stänga till
    • stänga werkwoord (stänger, stängde, stängt)
    • dra till werkwoord (drar till, drog till, dragit till)
    • stänga till werkwoord (stänger till, stängde till, stängt till)
  3. sluiten (vergrendelen; locken; afsluiten; )
    låsa
    • låsa werkwoord (låser, låste, låst)
  4. sluiten
    stänga
    • stänga werkwoord (stänger, stängde, stängt)

Conjugations for sluiten:

o.t.t.
  1. sluit
  2. sluit
  3. sluit
  4. sluiten
  5. sluiten
  6. sluiten
o.v.t.
  1. sloot
  2. sloot
  3. sloot
  4. sloten
  5. sloten
  6. sloten
v.t.t.
  1. heb gesloten
  2. hebt gesloten
  3. heeft gesloten
  4. hebben gesloten
  5. hebben gesloten
  6. hebben gesloten
v.v.t.
  1. had gesloten
  2. had gesloten
  3. had gesloten
  4. hadden gesloten
  5. hadden gesloten
  6. hadden gesloten
o.t.t.t.
  1. zal sluiten
  2. zult sluiten
  3. zal sluiten
  4. zullen sluiten
  5. zullen sluiten
  6. zullen sluiten
o.v.t.t.
  1. zou sluiten
  2. zou sluiten
  3. zou sluiten
  4. zouden sluiten
  5. zouden sluiten
  6. zouden sluiten
en verder
  1. ben gesloten
  2. bent gesloten
  3. is gesloten
  4. zijn gesloten
  5. zijn gesloten
  6. zijn gesloten
diversen
  1. sluit!
  2. sluitt!
  3. gesloten
  4. sluitned
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sluiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bomma igen afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken
dra till dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken aantrekken; dichtschroeven; dichttrekken; vastschroeven
låsa afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen aandraaien; afsluiten; dichtdoen; door draaien vastmaken
sluta till afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken
stänga afsluiten; dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken afsluiten; dichtdoen; dichtgaan; dichtvallen; toevallen; verwijderen; zich sluiten
stänga till dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken dichtschroeven; vastschroeven

Verwante definities voor "sluiten":

  1. beëindigen1
    • de voorzitter sloot de vergadering1
  2. dichtgaan1
    • vanavond sluiten de winkels om negen uur1
  3. dichtmaken1
    • wil je de deur achter je sluiten?1
  4. officieel vastleggen1
    • het huwelijk werd gesloten in de trouwzaal1

Wiktionary: sluiten


Cross Translation:
FromToVia
sluiten avsluta close — put an end to
sluiten stänga close — move (a door)
sluiten dra för draw — to close curtains etc.
sluiten stänga shut — to close
sluiten låsa; stänga fermer — Clore.