Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. spektakel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spektakel (Nederlands) in het Zweeds

spektakel:

spektakel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het spektakel (lawaai; kabaal; rumoer; herrie; leven)
    oljud; tumult
    • oljud [-ett] zelfstandig naamwoord
    • tumult [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. het spektakel (schouwspel)
    spektakel; skådespel

Vertaal Matrix voor spektakel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oljud herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel gedruis; geluid; geluidshinder; geluidsoverlast; rumoer; tumult
skådespel schouwspel; spektakel drama; kijkstuk; schouwspel; schouwtoneel; spektakelstuk; stuk; toneelstuk
spektakel schouwspel; spektakel opvoering; parade; show; staatsie; uitslover; vertoning; voorstelling
tumult herrie; kabaal; lawaai; leven; rumoer; spektakel beroering; deining; drukte; gedruis; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; luidruchtigheid; ophef; oploop; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; pandemonium; rel; rumoer; sensatie; stampei; tamtam; tumult; verwarring; volksoproer; vuistgevecht

Verwante woorden van "spektakel":

  • spektakels

Wiktionary: spektakel

spektakel
noun
  1. opzienbarend schouwspel

Cross Translation:
FromToVia
spektakel show Show — Vorführung eines (großen) Unterhaltungsprogramms vor Publikum (beispielsweise im Theater oder Varieté; oft in Fernsehen oder Radio übertragen), teilweise mit Informationscharakter
spektakel tumult bagarreTraductions à trier suivant le sens.