Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. steuntje:
  2. steun:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor steuntje (Nederlands) in het Zweeds

steuntje:

steuntje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het steuntje
    vila; stöd; paus
    • vila [-en] zelfstandig naamwoord
    • stöd [-ett] zelfstandig naamwoord
    • paus [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor steuntje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
paus steuntje halt; intermezzo; onderbreken; onderbreking; pauze; reces; rust; rustpauze; rustpoos; ruststand; rusttijd; tussenpoos; tussenpozen; tussenspel; verbreken; verpozing
stöd steuntje assistentie; houvast; kost; medewerking; norm; onderhoud; onderhoudsgeld; ondersteuning; ruggensteun; rugsteun; schoor; schraag; schraagpijler; standaard; steun; stut; support; voedsel
vila steuntje rusttijd
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vila dutten; een dutje doen; pauzeren; relaxen; rusten; uitrusten; verpozen

Verwante woorden van "steuntje":


steuntje vorm van steun:

steun [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de steun (toeverlaat; steunpilaar)
    krycka; stöttepelare; stävband; gren; skrev; klyka; storstag
  2. de steun (support; ondersteuning)
    stöd; understöd; hjälp; medverkan
  3. de steun (aansporing; aanmoediging; opwekking; aansporen; stimulans)
    uppmuntran
  4. de steun (houvast; ondersteuning)
    stöd
    • stöd [-ett] zelfstandig naamwoord
  5. de steun (hulp; ondersteuning; bijstand)
    hjälp
    • hjälp [-en] zelfstandig naamwoord
  6. de steun (maatschappelijke hulpverlening; ondersteuning; bijstand; hulp)
    socialhjälp

Vertaal Matrix voor steun:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gren steun; steunpilaar; toeverlaat deelsoort; loot; sectie; tak; takje; twijg; vakgroep; vertakking; zijtak
hjälp bijstand; hulp; ondersteuning; steun; support assistentie; behoeftigheid; bijstand; dienstbetoon; handreiking; help; hulp; hulpbehoevendheid; hulpbetoon; hulpje; hulpverlening; knecht; medewerking; ondersteuning; online-Help
klyka steun; steunpilaar; toeverlaat
krycka steun; steunpilaar; toeverlaat
medverkan ondersteuning; steun; support inzending; medeplichtigheid
skrev steun; steunpilaar; toeverlaat kruis anatomie; stuit
socialhjälp bijstand; hulp; maatschappelijke hulpverlening; ondersteuning; steun Sociale Dienst; bijstand; bijstandsregeling; sociale bijstand; sociale voorzieningen
storstag steun; steunpilaar; toeverlaat steunpaal; zuil
stävband steun; steunpilaar; toeverlaat
stöd houvast; ondersteuning; steun; support assistentie; kost; medewerking; norm; onderhoud; onderhoudsgeld; ruggensteun; rugsteun; schoor; schraag; schraagpijler; standaard; steuntje; stut; voedsel
stöttepelare steun; steunpilaar; toeverlaat steunpaal; zuil
understöd ondersteuning; steun; support dienstbetoon; hulpbetoon; hulpverlening; maatschappelijk werk; ruggensteun
uppmuntran aanmoediging; aansporen; aansporing; opwekking; steun; stimulans aansporingen; animeringen; bemoediging; stimulansen; stimulering
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
hjälp stimulans
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hjälp help

Verwante woorden van "steun":


Verwante definities voor "steun":

  1. dat waarop iets anders rust1
    • de plank ligt op twee steunen1
  2. hulp die je krijgt bij problemen1
    • ik krijg veel steun van mijn zus1

Wiktionary: steun


Cross Translation:
FromToVia
steun stötta buttress — brick or stone structure built against another structure to support it
steun stötta buttress — anything that serves to support something
steun stöd support — financial or other help
steun stöd Krückeim übertragenen Sinn: ein Hilfsmittel
steun stöd appui — Ce qui sert à soutenir une chose ou une personne pour l’empêcher de tomber, de chanceler, etc.