Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tank (Nederlands) in het Zweeds

tank:

tank [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tank (waterreservoir; regenbak)
    cistern; vattenreservoar
  2. de tank (pantserwagen; pantservoertuig)
    pansarvagn

Vertaal Matrix voor tank:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cistern regenbak; tank; waterreservoir
pansarvagn pantservoertuig; pantserwagen; tank
vattenreservoar regenbak; tank; waterreservoir stortbak

Verwante woorden van "tank":


Verwante definities voor "tank":

  1. bak of houder voor bewaren van vloeistoffen1
    • in de tank van een auto hoort benzine1
  2. zwaar gepantserd gevechtsvoertuig1
    • de Russische tanks trokken Polen binnen1

Wiktionary: tank


Cross Translation:
FromToVia
tank pansarfordon Panzer — gepanzertes (mit einem Panzer[1b] versehenes) militärisches Fahrzeug
tank tank; dyktub tank — closed container
tank stridsvagn; pansarvagn tank — military armoured fighting vehicle

tanken:

tanken werkwoord (tank, tankt, tankte, tankten, getankt)

  1. tanken (vol maken)
    tanka; fylla på bränsle
    • tanka werkwoord (tankar, tankade, tankat)
    • fylla på bränsle werkwoord (fyller på bränsle, fyllde på bränsle, fyllt på bränsle)

Conjugations for tanken:

o.t.t.
  1. tank
  2. tankt
  3. tankt
  4. tanken
  5. tanken
  6. tanken
o.v.t.
  1. tankte
  2. tankte
  3. tankte
  4. tankten
  5. tankten
  6. tankten
v.t.t.
  1. heb getankt
  2. hebt getankt
  3. heeft getankt
  4. hebben getankt
  5. hebben getankt
  6. hebben getankt
v.v.t.
  1. had getankt
  2. had getankt
  3. had getankt
  4. hadden getankt
  5. hadden getankt
  6. hadden getankt
o.t.t.t.
  1. zal tanken
  2. zult tanken
  3. zal tanken
  4. zullen tanken
  5. zullen tanken
  6. zullen tanken
o.v.t.t.
  1. zou tanken
  2. zou tanken
  3. zou tanken
  4. zouden tanken
  5. zouden tanken
  6. zouden tanken
en verder
  1. ben getankt
  2. bent getankt
  3. is getankt
  4. zijn getankt
  5. zijn getankt
  6. zijn getankt
diversen
  1. tank!
  2. tankt!
  3. getankt
  4. tankend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

tanken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. tanken
    tankar; behållare; cisterner; reservoarer

Vertaal Matrix voor tanken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behållare tanken bak; container; containertoepassing; reservoir; vergaarbak
cisterner tanken stortbakken in toilet; vergaarbakken; waterreservoirs
reservoarer tanken stortbakken in toilet; vergaarbakken
tankar tanken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fylla på bränsle tanken; vol maken
tanka tanken; vol maken

Verwante woorden van "tanken":