Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. tegengaan:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tegengaan (Nederlands) in het Zweeds

tegengaan:

tegengaan werkwoord (ga tegen, gaat tegen, ging tegen, gingen tegen, tegengegaan)

  1. tegengaan (tegenwerken; tegenstreven; weerstreven)
    motarbeta
    • motarbeta werkwoord (motarbetar, motarbetade, motarbetat)

Conjugations for tegengaan:

o.t.t.
  1. ga tegen
  2. gaat tegen
  3. gaat tegen
  4. gaan tegen
  5. gaan tegen
  6. gaan tegen
o.v.t.
  1. ging tegen
  2. ging tegen
  3. ging tegen
  4. gingen tegen
  5. gingen tegen
  6. gingen tegen
v.t.t.
  1. heb tegengegaan
  2. hebt tegengegaan
  3. heeft tegengegaan
  4. hebben tegengegaan
  5. hebben tegengegaan
  6. hebben tegengegaan
v.v.t.
  1. had tegengegaan
  2. had tegengegaan
  3. had tegengegaan
  4. hadden tegengegaan
  5. hadden tegengegaan
  6. hadden tegengegaan
o.t.t.t.
  1. zal tegengaan
  2. zult tegengaan
  3. zal tegengaan
  4. zullen tegengaan
  5. zullen tegengaan
  6. zullen tegengaan
o.v.t.t.
  1. zou tegengaan
  2. zou tegengaan
  3. zou tegengaan
  4. zouden tegengaan
  5. zouden tegengaan
  6. zouden tegengaan
en verder
  1. ben tegengegaan
  2. bent tegengegaan
  3. is tegengegaan
  4. zijn tegengegaan
  5. zijn tegengegaan
  6. zijn tegengegaan
diversen
  1. ga tegen!
  2. gat tegen!
  3. tegengegaan
  4. tegengaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

tegengaan [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. tegengaan (indammen; afdammen)
    dammning

Vertaal Matrix voor tegengaan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dammning afdammen; indammen; tegengaan
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
motarbeta tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven doen mislukken; dwarsbomen; dwarsliggen; een stokje steken voor; hinderen; moeilijk maken; obstructie plegen; ontmoedigen; tegenwerken; verijdelen

Wiktionary: tegengaan


Cross Translation:
FromToVia
tegengaan motarbeta; motverka contrarier — Empêcher d’agir, d’aboutir