Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. tel:
  2. tellen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tel (Nederlands) in het Zweeds

tel:

tel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tel (tellen)
    slutsumma; sammanräkning
  2. de tel (seconde; moment; ogenblik; minuutje; oogwenk)
    ögonblick; sekund

Vertaal Matrix voor tel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sammanräkning tel; tellen
sekund minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel
slutsumma tel; tellen
ögonblick minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel momenten; ogenblikken

Verwante woorden van "tel":


Wiktionary: tel


Cross Translation:
FromToVia
tel momang; moment; ögonblick moment — very brief period of time

tellen:

tellen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het tellen (tel)
    slutsumma; sammanräkning

tellen werkwoord (tel, telt, telde, telden, geteld)

  1. tellen
    räkna
    • räkna werkwoord (räknar, räknade, räknat)

Conjugations for tellen:

o.t.t.
  1. tel
  2. telt
  3. telt
  4. tellen
  5. tellen
  6. tellen
o.v.t.
  1. telde
  2. telde
  3. telde
  4. telden
  5. telden
  6. telden
v.t.t.
  1. heb geteld
  2. hebt geteld
  3. heeft geteld
  4. hebben geteld
  5. hebben geteld
  6. hebben geteld
v.v.t.
  1. had geteld
  2. had geteld
  3. had geteld
  4. hadden geteld
  5. hadden geteld
  6. hadden geteld
o.t.t.t.
  1. zal tellen
  2. zult tellen
  3. zal tellen
  4. zullen tellen
  5. zullen tellen
  6. zullen tellen
o.v.t.t.
  1. zou tellen
  2. zou tellen
  3. zou tellen
  4. zouden tellen
  5. zouden tellen
  6. zouden tellen
en verder
  1. ben geteld
  2. bent geteld
  3. is geteld
  4. zijn geteld
  5. zijn geteld
  6. zijn geteld
diversen
  1. tel!
  2. telt!
  3. geteld
  4. tellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
räkna cijferen
sammanräkning tel; tellen
slutsumma tel; tellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
räkna tellen aftellen; bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; geld afpassen; optellen; passen

Verwante woorden van "tellen":


Verwante definities voor "tellen":

  1. bepalen hoeveel het er zijn1
    • het aantal leerlingen is geteld1
  2. een bepaalde waarde hebben1
    • dat doelpunt telt niet1
  3. opeenvolgende getallen opsommen1
    • ze telde tot honderd1

Wiktionary: tellen


Cross Translation:
FromToVia
tellen räkna count — to enumerate or determine number
tellen räkna zählentransitiv: die Anzahl bestimmen
tellen kalkylera; beräkna; uträkna calculerdéterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
tellen beräkna; uträkna compterdéterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.

Verwante vertalingen van tel