Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor temporiseren (Nederlands) in het Zweeds

temporiseren:

temporiseren werkwoord (temporiseer, temporiseert, temporiseerde, temporiseerden, getemporiseerd)

  1. temporiseren (vertragen; ophouden)
    uppehålla; stoppa; fördröja; avhålla
    • uppehålla werkwoord (uppehåller, uppehöll, uppehållit)
    • stoppa werkwoord (stoppar, stoppade, stoppat)
    • fördröja werkwoord (fördröjer, fördröjde, fördröjt)
    • avhålla werkwoord (avhåller, avhöll, avhållit)
  2. temporiseren (vertragen; rekken)
    hämma; försena; retardera; uppehålla; bromsa; förhala; försinka; fördröja
    • hämma werkwoord (hämmar, hämmade, hämmat)
    • försena werkwoord (försenar, försenade, försenat)
    • retardera werkwoord (retarderar, retarderade, retarderat)
    • uppehålla werkwoord (uppehåller, uppehöll, uppehållit)
    • bromsa werkwoord (bromsar, bromsade, bromsat)
    • förhala werkwoord (förhalar, förhalade, förhalat)
    • försinka werkwoord (försinkar, försinkade, försinkat)
    • fördröja werkwoord (fördröjer, fördröjde, fördröjt)

Conjugations for temporiseren:

o.t.t.
  1. temporiseer
  2. temporiseert
  3. temporiseert
  4. temporiseren
  5. temporiseren
  6. temporiseren
o.v.t.
  1. temporiseerde
  2. temporiseerde
  3. temporiseerde
  4. temporiseerden
  5. temporiseerden
  6. temporiseerden
v.t.t.
  1. heb getemporiseerd
  2. hebt getemporiseerd
  3. heeft getemporiseerd
  4. hebben getemporiseerd
  5. hebben getemporiseerd
  6. hebben getemporiseerd
v.v.t.
  1. had getemporiseerd
  2. had getemporiseerd
  3. had getemporiseerd
  4. hadden getemporiseerd
  5. hadden getemporiseerd
  6. hadden getemporiseerd
o.t.t.t.
  1. zal temporiseren
  2. zult temporiseren
  3. zal temporiseren
  4. zullen temporiseren
  5. zullen temporiseren
  6. zullen temporiseren
o.v.t.t.
  1. zou temporiseren
  2. zou temporiseren
  3. zou temporiseren
  4. zouden temporiseren
  5. zouden temporiseren
  6. zouden temporiseren
en verder
  1. ben getemporiseerd
  2. bent getemporiseerd
  3. is getemporiseerd
  4. zijn getemporiseerd
  5. zijn getemporiseerd
  6. zijn getemporiseerd
diversen
  1. temporiseer!
  2. temporiseert!
  3. getemporiseerd
  4. temporiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor temporiseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avhålla ophouden; temporiseren; vertragen
bromsa rekken; temporiseren; vertragen beheersen; beteugelen; intomen
fördröja ophouden; rekken; temporiseren; vertragen aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
förhala rekken; temporiseren; vertragen
försena rekken; temporiseren; vertragen
försinka rekken; temporiseren; vertragen
hämma rekken; temporiseren; vertragen belemmeren; beletten; halt houden; hinderen; lenen; onmogelijk maken; ontlenen; ophouden; remmen; stelpen; stillen; stopzetten; storen; tegenhouden; tot staan brengen; verhinderen
retardera rekken; temporiseren; vertragen
stoppa ophouden; temporiseren; vertragen afhouden; beletten; doen stoppen; een halt toeroepen; ervanaf houden; gaten dichten; halt houden; ineen duwen; mazen; ophouden; opzetten; proppen; remmen; stelpen; stillen; stoppen; stopzetten; tegengehouden worden; tegenhouden; tot staan brengen; weerhouden
uppehålla ophouden; rekken; temporiseren; vertragen aarzelen; behouden; dralen; drentelen; druilen; hannesen; in stand houden; onderhouden; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren