Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. tender:
  2. tenderen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tender (Nederlands) in het Zweeds

tender:

tender [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tender (kolenwagen; kolenkar)
    kolvagn

Vertaal Matrix voor tender:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kolvagn kolenkar; kolenwagen; tender

Verwante woorden van "tender":


tender vorm van tenderen:

tenderen werkwoord (tender, tendert, tenderde, tenderden, getenderd)

  1. tenderen
    tendera; vara inklinerad
    • tendera werkwoord (tenderar, tenderade, tenderat)
    • vara inklinerad werkwoord (är inklinerad, var inklinerad, varit inklinerad)

Conjugations for tenderen:

o.t.t.
  1. tender
  2. tendert
  3. tendert
  4. tenderen
  5. tenderen
  6. tenderen
o.v.t.
  1. tenderde
  2. tenderde
  3. tenderde
  4. tenderden
  5. tenderden
  6. tenderden
v.t.t.
  1. heb getenderd
  2. hebt getenderd
  3. heeft getenderd
  4. hebben getenderd
  5. hebben getenderd
  6. hebben getenderd
v.v.t.
  1. had getenderd
  2. had getenderd
  3. had getenderd
  4. hadden getenderd
  5. hadden getenderd
  6. hadden getenderd
o.t.t.t.
  1. zal tenderen
  2. zult tenderen
  3. zal tenderen
  4. zullen tenderen
  5. zullen tenderen
  6. zullen tenderen
o.v.t.t.
  1. zou tenderen
  2. zou tenderen
  3. zou tenderen
  4. zouden tenderen
  5. zouden tenderen
  6. zouden tenderen
en verder
  1. ben getenderd
  2. bent getenderd
  3. is getenderd
  4. zijn getenderd
  5. zijn getenderd
  6. zijn getenderd
diversen
  1. tender!
  2. tendert!
  3. getenderd
  4. tenderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tenderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tendera tenderen
vara inklinerad tenderen

Verwante woorden van "tenderen":