Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. tobben:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tobben (Nederlands) in het Zweeds

tobben:

tobben werkwoord (tob, tobt, tobde, tobden, getobd)

  1. tobben
    störa; oroa; fräta
    • störa werkwoord (stör, störde, stört)
    • oroa werkwoord (oroar, oroade, oroat)
    • fräta werkwoord (fräter, frätte, frätt)

Conjugations for tobben:

o.t.t.
  1. tob
  2. tobt
  3. tobt
  4. tobben
  5. tobben
  6. tobben
o.v.t.
  1. tobde
  2. tobde
  3. tobde
  4. tobden
  5. tobden
  6. tobden
v.t.t.
  1. heb getobd
  2. hebt getobd
  3. heeft getobd
  4. hebben getobd
  5. hebben getobd
  6. hebben getobd
v.v.t.
  1. had getobd
  2. had getobd
  3. had getobd
  4. hadden getobd
  5. hadden getobd
  6. hadden getobd
o.t.t.t.
  1. zal tobben
  2. zult tobben
  3. zal tobben
  4. zullen tobben
  5. zullen tobben
  6. zullen tobben
o.v.t.t.
  1. zou tobben
  2. zou tobben
  3. zou tobben
  4. zouden tobben
  5. zouden tobben
  6. zouden tobben
en verder
  1. ben getobd
  2. bent getobd
  3. is getobd
  4. zijn getobd
  5. zijn getobd
  6. zijn getobd
diversen
  1. tob!
  2. tobt!
  3. getobd
  4. tobbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

tobben [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het tobben
    pinsamhet; bekymrande; plågsamhet; slavgöra

Vertaal Matrix voor tobben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekymrande tobben
pinsamhet tobben
plågsamhet tobben
slavgöra tobben afbeulen; hondebaantje; hondenbaan; hondewerk; koeliewerk; lijfeigenenwerk; slavenarbeid; slavenwerk
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fräta tobben etteren; inkankeren; pus afscheiden
oroa tobben bezorgd wezen; in zorg zijn; lastigvallen; teisteren
störa tobben ergeren; irriteren; ontrieven; op de zenuwen werken; verstoren; vertoornen; vervelen