Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. toeleg:
  2. toeleggen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toeleg (Nederlands) in het Zweeds

toeleg:

toeleg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de toeleg
    mål; plan; avsikt; anfallsmål
    • mål [-ett] zelfstandig naamwoord
    • plan [-ett] zelfstandig naamwoord
    • avsikt [-en] zelfstandig naamwoord
    • anfallsmål zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor toeleg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anfallsmål toeleg
avsikt toeleg bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; inhoud; voornemens
mål toeleg bestemming; doel; doel-; doeleinde; doelpunt; doelschijf; doelstelling; doeltrap; doelvoorziening; einddoel; geding; goal; inzet; procedure; proces; rechtsgeding; rechtszaak; reisdoel; streven; treffer
plan toeleg etage; klad; kladwerk; plan; proefversie; project; sportvelden; verdieping; woonlaag
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plan mol

Verwante woorden van "toeleg":


toeleggen:

toeleggen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. toeleggen
    lägga till

Vertaal Matrix voor toeleggen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lägga till toeleggen bijvoegen; optelsom; samenvoeging; toevoegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lägga till aansluiten; bijvoegen; erbij optellen; erbij tellen; expanderen; openen; samentellen; supplementeren; toevoegen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden

Verwante woorden van "toeleggen":