Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. trappelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trappelen (Nederlands) in het Zweeds

trappelen:

trappelen werkwoord (trappel, trappelt, trappelde, trappelden, getrappeld)

  1. trappelen
    trampa på; trampa ned; förtrampa
    • trampa på werkwoord (trampar på, trampade på, trampat på)
    • trampa ned werkwoord (trampar ned, trampade ned, trampat ned)
    • förtrampa werkwoord (förtrampar, förtrampade, förtrampat)

Conjugations for trappelen:

o.t.t.
  1. trappel
  2. trappelt
  3. trappelt
  4. trappelen
  5. trappelen
  6. trappelen
o.v.t.
  1. trappelde
  2. trappelde
  3. trappelde
  4. trappelden
  5. trappelden
  6. trappelden
v.t.t.
  1. heb getrappeld
  2. hebt getrappeld
  3. heeft getrappeld
  4. hebben getrappeld
  5. hebben getrappeld
  6. hebben getrappeld
v.v.t.
  1. had getrappeld
  2. had getrappeld
  3. had getrappeld
  4. hadden getrappeld
  5. hadden getrappeld
  6. hadden getrappeld
o.t.t.t.
  1. zal trappelen
  2. zult trappelen
  3. zal trappelen
  4. zullen trappelen
  5. zullen trappelen
  6. zullen trappelen
o.v.t.t.
  1. zou trappelen
  2. zou trappelen
  3. zou trappelen
  4. zouden trappelen
  5. zouden trappelen
  6. zouden trappelen
en verder
  1. ben getrappeld
  2. bent getrappeld
  3. is getrappeld
  4. zijn getrappeld
  5. zijn getrappeld
  6. zijn getrappeld
diversen
  1. trappel!
  2. trappelt!
  3. getrappeld
  4. trappelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor trappelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förtrampa trappelen
trampa ned trappelen
trampa på trappelen