Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vastgesteld (Nederlands) in het Zweeds

vastgesteld:

vastgesteld bijvoeglijk naamwoord

  1. vastgesteld (definitief; vaststaand; permanent)
    slutgiltigt; definitiv; definitivt; permanent

Vertaal Matrix voor vastgesteld:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
permanent krullenkapsel; permanent
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
definitiv definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand inderdaad; jawel; jazeker; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk
definitivt definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk
permanent definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand aldoor; almaar; blijvend; continue; de hele tijd; gedurig; ononderbroken; onophoudelijk; steeds; telkens; voortdurend
slutgiltigt definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand terminaal

Verwante woorden van "vastgesteld":

  • vastgestelde

vaststellen:

vaststellen werkwoord (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)

  1. vaststellen (determineren; bepalen)
    bestämma
    • bestämma werkwoord (bestämmer, bestämde, bestämt)
  2. vaststellen (constateren)
    fastställa; förvissa sig om; konstatera
    • fastställa werkwoord (fastställer, fastställde, fastställt)
    • förvissa sig om werkwoord (förvissar sig om, förvissade sig om, förvissat sig om)
    • konstatera werkwoord (konstaterar, konstaterade, konstaterat)

Conjugations for vaststellen:

o.t.t.
  1. stel vast
  2. stelt vast
  3. stelt vast
  4. stellen vast
  5. stellen vast
  6. stellen vast
o.v.t.
  1. stelde vast
  2. stelde vast
  3. stelde vast
  4. stelden vast
  5. stelden vast
  6. stelden vast
v.t.t.
  1. heb vastgesteld
  2. hebt vastgesteld
  3. heeft vastgesteld
  4. hebben vastgesteld
  5. hebben vastgesteld
  6. hebben vastgesteld
v.v.t.
  1. had vastgesteld
  2. had vastgesteld
  3. had vastgesteld
  4. hadden vastgesteld
  5. hadden vastgesteld
  6. hadden vastgesteld
o.t.t.t.
  1. zal vaststellen
  2. zult vaststellen
  3. zal vaststellen
  4. zullen vaststellen
  5. zullen vaststellen
  6. zullen vaststellen
o.v.t.t.
  1. zou vaststellen
  2. zou vaststellen
  3. zou vaststellen
  4. zouden vaststellen
  5. zouden vaststellen
  6. zouden vaststellen
en verder
  1. ben vastgesteld
  2. bent vastgesteld
  3. is vastgesteld
  4. zijn vastgesteld
  5. zijn vastgesteld
  6. zijn vastgesteld
diversen
  1. stel vast!
  2. stelt vast!
  3. vastgesteld
  4. vaststellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vaststellen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vaststellen (bepalen)
    fastställande

Vertaal Matrix voor vaststellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fastställande bepalen; vaststellen afhandelen; compromis; vergelijk
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestämma bepalen; determineren; vaststellen afbakenen; afkondigen; afpalen; afzetten; begrenzen; bepalen; beslissen; besluiten; bestemmen; decreteren; definiëren; omlijnen; omschrijven; plaats toekennen; plaatsen; uitstippelen; uitvaardigen; uitzetten
fastställa constateren; vaststellen
förvissa sig om constateren; vaststellen
konstatera constateren; vaststellen
- bepalen; beslissen; besluiten; constateren; uitmaken

Synoniemen voor "vaststellen":


Verwante definities voor "vaststellen":

  1. zeggen hoe het is of wat er gebeurt1
    • de oorzaak van het ongeluk kon niet vastgesteld worden1
  2. zien dat het zo is1
    • hij stelde vast dat ze groene ogen had1

Wiktionary: vaststellen


Cross Translation:
FromToVia
vaststellen vidhålla festhaltendeutlich erwähnen; in Erinnerung rufen
vaststellen befästa; fästa; binda; snöra attacherfixer une chose à une autre, en sorte qu’elle y tenir.
vaststellen fastställa; bevisa; intyga constater — vx|fr Rendre évident.
vaststellen befästa; fästa fixerattacher, affermir, rendre immobile, maintenir en place.