Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vaststaand (Nederlands) in het Zweeds

vaststaand:

vaststaand bijvoeglijk naamwoord

  1. vaststaand (onvoorwaardelijk; absoluut; zeker; )
    förbehållslöst; villkorslöst; förbehållslös; villkorslös; ovillkorligt
  2. vaststaand (definitief; vastgesteld; permanent)
    slutgiltigt; definitiv; definitivt; permanent

Vertaal Matrix voor vaststaand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
permanent krullenkapsel; permanent
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
definitiv definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand inderdaad; jawel; jazeker; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk
definitivt definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk
förbehållslös absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
förbehållslöst absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
ovillkorligt absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
permanent definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand aldoor; almaar; blijvend; continue; de hele tijd; gedurig; ononderbroken; onophoudelijk; steeds; telkens; voortdurend
slutgiltigt definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand terminaal
villkorslös absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
villkorslöst absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker

Wiktionary: vaststaand


Cross Translation:
FromToVia
vaststaand ofarlig; säker; trygg; pålitlig; tillförlitlig; given sûrdont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.

vaststaand vorm van vaststaan:

vaststaan werkwoord (sta vast, staat vast, stond vast, stonden vast, vast gestaan)

  1. vaststaan
    stå fast
    • stå fast werkwoord (står fast, stod fast, stått fast)

Conjugations for vaststaan:

o.t.t.
  1. sta vast
  2. staat vast
  3. staat vast
  4. staat vast
  5. staat vast
  6. staat vast
o.v.t.
  1. stond vast
  2. stond vast
  3. stond vast
  4. stonden vast
  5. stonden vast
  6. stonden vast
v.t.t.
  1. heb vast gestaan
  2. hebt vast gestaan
  3. heeft vast gestaan
  4. hebben vast gestaan
  5. hebben vast gestaan
  6. hebben vast gestaan
v.v.t.
  1. had vast gestaan
  2. had vast gestaan
  3. had vast gestaan
  4. hadden vast gestaan
  5. hadden vast gestaan
  6. hadden vast gestaan
o.t.t.t.
  1. zal vaststaan
  2. zult vaststaan
  3. zal vaststaan
  4. zullen vaststaan
  5. zullen vaststaan
  6. zullen vaststaan
o.v.t.t.
  1. zou vaststaan
  2. zou vaststaan
  3. zou vaststaan
  4. zouden vaststaan
  5. zouden vaststaan
  6. zouden vaststaan
en verder
  1. ben vast gestaan
  2. bent vast gestaan
  3. is vast gestaan
  4. zijn vast gestaan
  5. zijn vast gestaan
  6. zijn vast gestaan
diversen
  1. sta vast!
  2. staat vast!
  3. vast gestaan
  4. vaststaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vaststaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stå fast vaststaan boven alle twijfel verheven zijn; handhaven; stand houden; zeker zijn