Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verbeuren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verbeuren (Nederlands) in het Zweeds

verbeuren:

verbeuren werkwoord (verbeur, verbeurt, verbeurde, verbeurden, verbeurd)

  1. verbeuren
    förlora; förspilla; mista
    • förlora werkwoord (förlorar, förlorade, förlorat)
    • förspilla werkwoord (förspiller, förspillde, förspillt)
    • mista werkwoord (mistar, mistade, mistat)

Conjugations for verbeuren:

o.t.t.
  1. verbeur
  2. verbeurt
  3. verbeurt
  4. verbeuren
  5. verbeuren
  6. verbeuren
o.v.t.
  1. verbeurde
  2. verbeurde
  3. verbeurde
  4. verbeurden
  5. verbeurden
  6. verbeurden
v.t.t.
  1. heb verbeurd
  2. hebt verbeurd
  3. heeft verbeurd
  4. hebben verbeurd
  5. hebben verbeurd
  6. hebben verbeurd
v.v.t.
  1. had verbeurd
  2. had verbeurd
  3. had verbeurd
  4. hadden verbeurd
  5. hadden verbeurd
  6. hadden verbeurd
o.t.t.t.
  1. zal verbeuren
  2. zult verbeuren
  3. zal verbeuren
  4. zullen verbeuren
  5. zullen verbeuren
  6. zullen verbeuren
o.v.t.t.
  1. zou verbeuren
  2. zou verbeuren
  3. zou verbeuren
  4. zouden verbeuren
  5. zouden verbeuren
  6. zouden verbeuren
diversen
  1. verbeur!
  2. verbeurt!
  3. verbeurd
  4. verbeurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verbeuren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förlora nederlaag; overwonnen-worden; verlies; verliezen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förlora verbeuren kwijt raken; verliezen; verloren gaan; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
förspilla verbeuren
mista verbeuren kwijt raken; verliezen; verloren gaan

Wiktionary: verbeuren


Cross Translation:
FromToVia
verbeuren walk over forfeit — to give up in defeat
verbeuren förlora; mista perdrepriver de quelque chose qu’on avait, qu’on posséder.