Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verbijten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verbijten (Nederlands) in het Zweeds

verbijten:

verbijten werkwoord (verbijt, verbeet, verbeten, verbeten)

  1. verbijten (verkroppen)
    klara av; smälta; svälja; få ner
    • klara av werkwoord (klarar av, klarade av, klarat av)
    • smälta werkwoord (smälter, smälte, smält)
    • svälja werkwoord (sväljer, sväljde, svalt)
    • få ner werkwoord (får ner, fick ner, fått ner)

Conjugations for verbijten:

o.t.t.
  1. verbijt
  2. verbijt
  3. verbijt
  4. verbijten
  5. verbijten
  6. verbijten
o.v.t.
  1. verbeet
  2. verbeet
  3. verbeet
  4. verbeten
  5. verbeten
  6. verbeten
v.t.t.
  1. heb verbeten
  2. hebt verbeten
  3. heeft verbeten
  4. hebben verbeten
  5. hebben verbeten
  6. hebben verbeten
v.v.t.
  1. had verbeten
  2. had verbeten
  3. had verbeten
  4. hadden verbeten
  5. hadden verbeten
  6. hadden verbeten
o.t.t.t.
  1. zal verbijten
  2. zult verbijten
  3. zal verbijten
  4. zullen verbijten
  5. zullen verbijten
  6. zullen verbijten
o.v.t.t.
  1. zou verbijten
  2. zou verbijten
  3. zou verbijten
  4. zouden verbijten
  5. zouden verbijten
  6. zouden verbijten
diversen
  1. verbijt!
  2. verbijt!
  3. verbeten
  4. verbijtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verbijten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smälta gesmolten massa; smelt
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
få ner verbijten; verkroppen ten val brengen; wippen
klara av verbijten; verkroppen bolwerken; fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen
smälta verbijten; verkroppen doen smelten; door hitte vloeibaar worden; in elkaar overlopen; ontbinden; opheffen; smelten; uiteen doen gaan; vervagen; vervloeien
svälja verbijten; verkroppen doorslikken; inslikken; ophopen; opkroppen; oppeuzelen; opstapelen; opvreten; slikken; verslinden; verzwelgen; wegslikken