Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verneuken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verneuken (Nederlands) in het Zweeds

verneuken:

verneuken werkwoord (verneuk, verneukt, verneukte, verneukten, verneukt)

  1. verneuken
    fuska; svindla; lura
    • fuska werkwoord (fuskar, fuskade, fuskat)
    • svindla werkwoord (svindlar, svindlade, svindlat)
    • lura werkwoord (lurar, lurade, lurat)

Conjugations for verneuken:

o.t.t.
  1. verneuk
  2. verneukt
  3. verneukt
  4. verneuken
  5. verneuken
  6. verneuken
o.v.t.
  1. verneukte
  2. verneukte
  3. verneukte
  4. verneukten
  5. verneukten
  6. verneukten
v.t.t.
  1. heb verneukt
  2. hebt verneukt
  3. heeft verneukt
  4. hebben verneukt
  5. hebben verneukt
  6. hebben verneukt
v.v.t.
  1. had verneukt
  2. had verneukt
  3. had verneukt
  4. hadden verneukt
  5. hadden verneukt
  6. hadden verneukt
o.t.t.t.
  1. zal verneuken
  2. zult verneuken
  3. zal verneuken
  4. zullen verneuken
  5. zullen verneuken
  6. zullen verneuken
o.v.t.t.
  1. zou verneuken
  2. zou verneuken
  3. zou verneuken
  4. zouden verneuken
  5. zouden verneuken
  6. zouden verneuken
diversen
  1. verneuk!
  2. verneukt!
  3. verneukt
  4. verneukend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verneuken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fuska verneuken afzetten; bedotten; fröbelen; haspelen; knutselen; modderen; prutsen; tillen; tot een warboel maken; verprutsen; verwarren
lura verneuken aanlokken; afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; beetnemen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; dichtbijlokken; foppen; frauderen; lokken; meelokken; misleiden; neppen; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; oplichten; tevoorschijn lokken; tillen; verleiden; verlokken; voorspiegelen; voortlokken; weglokken; zwendelen
svindla verneuken afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; duizelig worden; misleiden; neppen; oplichten; zwendelen