Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verpozen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verpozen (Nederlands) in het Zweeds

verpozen:

verpozen werkwoord (verpoos, verpoost, verpoosde, verpoosden, verpoosd)

  1. verpozen (uitrusten; rusten; relaxen)
    lägga till vila; vila; vila sig
    • lägga till vila werkwoord (lägger till vila, lade till vila, lagt till vila)
    • vila werkwoord (vilar, vilade, vilat)
    • vila sig werkwoord (vilar sig, vilade sig, vilat sig)

Conjugations for verpozen:

o.t.t.
  1. verpoos
  2. verpoost
  3. verpoost
  4. verpozen
  5. verpozen
  6. verpozen
o.v.t.
  1. verpoosde
  2. verpoosde
  3. verpoosde
  4. verpoosden
  5. verpoosden
  6. verpoosden
v.t.t.
  1. heb verpoosd
  2. hebt verpoosd
  3. heeft verpoosd
  4. hebben verpoosd
  5. hebben verpoosd
  6. hebben verpoosd
v.v.t.
  1. had verpoosd
  2. had verpoosd
  3. had verpoosd
  4. hadden verpoosd
  5. hadden verpoosd
  6. hadden verpoosd
o.t.t.t.
  1. zal verpozen
  2. zult verpozen
  3. zal verpozen
  4. zullen verpozen
  5. zullen verpozen
  6. zullen verpozen
o.v.t.t.
  1. zou verpozen
  2. zou verpozen
  3. zou verpozen
  4. zouden verpozen
  5. zouden verpozen
  6. zouden verpozen
diversen
  1. verpoos!
  2. verpoost!
  3. verpoosd
  4. verpozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verpozen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vila rusttijd; steuntje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lägga till vila relaxen; rusten; uitrusten; verpozen
vila relaxen; rusten; uitrusten; verpozen dutten; een dutje doen; pauzeren
vila sig relaxen; rusten; uitrusten; verpozen