Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verschieten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verschieten (Nederlands) in het Zweeds

verschieten:

verschieten werkwoord (verschiet, verschoot, verschoten, verschoten)

  1. verschieten (vaal worden; vervagen; vervalen; verkleuren)
    blekna
    • blekna werkwoord (bleknar, bleknade, bleknat)

Conjugations for verschieten:

o.t.t.
  1. verschiet
  2. verschiet
  3. verschiet
  4. verschieten
  5. verschieten
  6. verschieten
o.v.t.
  1. verschoot
  2. verschoot
  3. verschoot
  4. verschoten
  5. verschoten
  6. verschoten
v.t.t.
  1. heb verschoten
  2. hebt verschoten
  3. heeft verschoten
  4. hebben verschoten
  5. hebben verschoten
  6. hebben verschoten
v.v.t.
  1. had verschoten
  2. had verschoten
  3. had verschoten
  4. hadden verschoten
  5. hadden verschoten
  6. hadden verschoten
o.t.t.t.
  1. zal verschieten
  2. zult verschieten
  3. zal verschieten
  4. zullen verschieten
  5. zullen verschieten
  6. zullen verschieten
o.v.t.t.
  1. zou verschieten
  2. zou verschieten
  3. zou verschieten
  4. zouden verschieten
  5. zouden verschieten
  6. zouden verschieten
diversen
  1. verschiet!
  2. verschiet!
  3. verschoten
  4. verschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verschieten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blekna vaal worden; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen achteruitgaan; afnemen; bleek worden; declineren; minder worden; tanen; van kleur veranderen; verbleken; verflauwen; verkleuren; verslappen; vervagen; wit wegtrekken; wit worden

Wiktionary: verschieten


Cross Translation:
FromToVia
verschieten urbleka pâlirdevenir pâle.
verschieten ramla tomber — Être entraîner en bas par son poids.