Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verwikkelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verwikkelen (Nederlands) in het Zweeds

verwikkelen:

verwikkelen

  1. verwikkelen (erbij betrekken)

verwikkelen werkwoord (verwikkel, verwikkelt, verwikkelde, verwikkelden, verwikkeld)

  1. verwikkelen
    förknippa; komplicera; inveckla; hopfläta
    • förknippa werkwoord (förknippar, förknippade, förknippat)
    • komplicera werkwoord (komplicerar, komplicerade, komplicerat)
    • inveckla werkwoord (invecklar, invecklade, invecklat)
    • hopfläta werkwoord (hopflätar, hopflätade, hopflätat)

Conjugations for verwikkelen:

o.t.t.
  1. verwikkel
  2. verwikkelt
  3. verwikkelt
  4. verwikkelen
  5. verwikkelen
  6. verwikkelen
o.v.t.
  1. verwikkelde
  2. verwikkelde
  3. verwikkelde
  4. verwikkelden
  5. verwikkelden
  6. verwikkelden
v.t.t.
  1. heb verwikkeld
  2. hebt verwikkeld
  3. heeft verwikkeld
  4. hebben verwikkeld
  5. hebben verwikkeld
  6. hebben verwikkeld
v.v.t.
  1. had verwikkeld
  2. had verwikkeld
  3. had verwikkeld
  4. hadden verwikkeld
  5. hadden verwikkeld
  6. hadden verwikkeld
o.t.t.t.
  1. zal verwikkelen
  2. zult verwikkelen
  3. zal verwikkelen
  4. zullen verwikkelen
  5. zullen verwikkelen
  6. zullen verwikkelen
o.v.t.t.
  1. zou verwikkelen
  2. zou verwikkelen
  3. zou verwikkelen
  4. zouden verwikkelen
  5. zouden verwikkelen
  6. zouden verwikkelen
diversen
  1. verwikkel!
  2. verwikkelt!
  3. verwikkeld
  4. verwikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verwikkelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förknippa verwikkelen
hopfläta verwikkelen
inveckla verwikkelen wikkelen
komplicera verwikkelen compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
involvera erbij betrekken; verwikkelen