Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zekerheid (Nederlands) in het Zweeds

zekerheid:

zekerheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de zekerheid (vastigheid; vastheid; stelligheid; gewisheid)
    säkerhet; fasthet
  2. de zekerheid (volstrektheid)
    absoluthet
  3. de zekerheid (zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid; vastberadenheid; stelligheid)
    självförtroende; självtillit

Vertaal Matrix voor zekerheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
absoluthet volstrektheid; zekerheid
fasthet gewisheid; stelligheid; vastheid; vastigheid; zekerheid fermheid; hechtheid; kordaatheid; soliditeit; stabiliteit; stevigheid; vastheid
självförtroende stelligheid; vastberadenheid; zekerheid; zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid
självtillit stelligheid; vastberadenheid; zekerheid; zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid
säkerhet gewisheid; stelligheid; vastheid; vastigheid; zekerheid bescherming; beschutting; beveiliging; borg; cautie; garantie; geborgenheid; onderpand; onderpanden; pand; protectie; realiteit; veiligheid; vrijwaring; waarborg; waarborging; waarborgsom; waardepapier; werkelijkheid; zekerheidstelling

Verwante woorden van "zekerheid":


Antoniemen van "zekerheid":


Verwante definities voor "zekerheid":

  1. waar je niet aan twijfelt1
    • we hebben nu zekerheid over zijn verblijfplaats1
  2. veiligheid1
    • voor alle zekerheid gaat de deur op slot1

Wiktionary: zekerheid


Cross Translation:
FromToVia
zekerheid behåll sécuritéconfiance, tranquillité d’esprit qui résulter de l’opinion, bien ou mal fonder, qu’on n’a pas à craindre de danger.

zekerheid vorm van zeker:

zeker bijvoeglijk naamwoord

  1. zeker (vast en zeker; beslist; ongetwijfeld; geheid)
    helt och hållet; i och för sig; utan tvivel
  2. zeker (waarlijk; echt; stellig; )
    säkert; verklig
  3. zeker (jazeker; waarlijk)
    verkligen
  4. zeker (onvoorwaardelijk; absoluut; pertinent; )
    förbehållslöst; villkorslöst; förbehållslös; villkorslös; ovillkorligt
  5. zeker (waarlijk; vast en zeker; waarachtig; )
    sannerlig; sannerligt
  6. zeker (uiteraard; vanzelfsprekend; natuurlijk; )
    naturligtvis
  7. zeker (ongetwijfeld; vast en zeker; welzeker; )
    otvivlat; obestridlig; obestridligt
  8. zeker (stellig; beslist; absoluut; ronduit)
    säker; säkert; helt säkert

Vertaal Matrix voor zeker:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verklig beslist; echt; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker echte; materieel; stoffelijk; waar; waarachtig; werkelijk; werkelijke
- bepaald; vast
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
verkligen inderdaad; ja
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förbehållslös absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
förbehållslöst absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
helt och hållet beslist; geheid; ongetwijfeld; vast en zeker; zeker enenmale
helt säkert absoluut; beslist; ronduit; stellig; zeker
i och för sig beslist; geheid; ongetwijfeld; vast en zeker; zeker
naturligtvis 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel natuurlijk!; vanzelf!
obestridlig beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker onaanvechtbaar; onbetwistbaar
obestridligt beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker onaanvechtbaar; onbetwistbaar; onloochenbaar; onmiskenbaar; onomstotelijk; onweerlegbaar; vast en zeker
otvivlat beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
ovillkorligt absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
sannerlig beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
sannerligt beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
säker absoluut; beslist; ronduit; stellig; zeker onweerlegbaar; vast en zeker; veilig
säkert absoluut; beslist; echt; geheid; gewis; heus; reëel; ronduit; stellig; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; onweerlegbaar; vast en zeker; veilig
utan tvivel beslist; geheid; ongetwijfeld; vast en zeker; zeker
verkligen jazeker; waarlijk; zeker eigenlijk; inderdaad; jawel; jazeker; voorwaar; wel; weliswaar; werkelijk
villkorslös absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
villkorslöst absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker

Verwante woorden van "zeker":


Synoniemen voor "zeker":


Antoniemen van "zeker":


Verwante definities voor "zeker":

  1. het is duidelijk om wie of wat het gaat1
    • een zekere Barend heeft gebeld1
  2. waar je niet aan twijfelt1
    • hij heeft het zeker gedaan1

Wiktionary: zeker


Cross Translation:
FromToVia
zeker säker; säkert; säkra certain — sure, positive, not doubting
zeker definitivt definitely — without question and beyond doubt
zeker pålitlig reliable — fit to be relied on
zeker säker sure — certain, reliable
zeker ofarlig; säker; trygg; pålitlig; tillförlitlig; given sûrdont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.