Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. zengen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zengen (Nederlands) in het Zweeds

zengen:

zengen werkwoord (zeng, zengt, zengde, zengden, gezengen)

  1. zengen (verzengen; branden; verschroeien; blakeren)
    bränna; sveda
    • bränna werkwoord (bräner, brände, bränt)
    • sveda werkwoord (svedar, svedade, svedat)

Conjugations for zengen:

o.t.t.
  1. zeng
  2. zengt
  3. zengt
  4. zengen
  5. zengen
  6. zengen
o.v.t.
  1. zengde
  2. zengde
  3. zengde
  4. zengden
  5. zengden
  6. zengden
v.t.t.
  1. heb gezengen
  2. hebt gezengen
  3. heeft gezengen
  4. hebben gezengen
  5. hebben gezengen
  6. hebben gezengen
v.v.t.
  1. had gezengen
  2. had gezengen
  3. had gezengen
  4. hadden gezengen
  5. hadden gezengen
  6. hadden gezengen
o.t.t.t.
  1. zal zengen
  2. zult zengen
  3. zal zengen
  4. zullen zengen
  5. zullen zengen
  6. zullen zengen
o.v.t.t.
  1. zou zengen
  2. zou zengen
  3. zou zengen
  4. zouden zengen
  5. zouden zengen
  6. zouden zengen
diversen
  1. zeng!
  2. zengt!
  3. gezengen
  4. zengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zengen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bränna aftikken
sveda verschroeiing; verzenging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bränna blakeren; branden; verschroeien; verzengen; zengen aanbranden; branden; cremeren; verassen; verbranden
sveda blakeren; branden; verschroeien; verzengen; zengen schroeien