Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. soep:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. supa:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor soep (Nederlands) in het Zweeds

soep:

soep [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de soep (groentesoep; bouillon)
    juliennesoppa; grönsakssoppa
  2. de soep (erwtensoep; snert)
    ärtsoppa

Vertaal Matrix voor soep:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grönsakssoppa bouillon; groentesoep; soep groentesoep
juliennesoppa bouillon; groentesoep; soep
ärtsoppa erwtensoep; snert; soep

Verwante woorden van "soep":


Wiktionary: soep


Cross Translation:
FromToVia
soep soppa SuppeGastronomie: auf der Basis von Brühe oder Bouillon mit verschiedenen zerkleinerten Einlagen in einem Kochtopf zubereitet wird
soep soppa soup — dish
soep soppa potage — Aliment demi-liquide, fait de bouillon et...
soep soppa soupe — Potage qu’on sert au commencement du repas (sens général)

Verwante vertalingen van soep



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor soep (Zweeds) in het Nederlands

soep vorm van supa:

supa werkwoord (super, söp, supit)

  1. supa (dricka för mycket; få sig en fulla)
    drinken; zuipen; borrelen
    • drinken werkwoord (drink, drinkt, dronk, dronken, gedronken)
    • zuipen werkwoord (zuip, zuipt, zoop, zopen, gezopen)
    • borrelen werkwoord (borrel, borrelt, borrelde, borrelden, geborreld)
  2. supa (dricka; snapsa; sprita; tuta)
    drinken; alcohol gebruiken
    • drinken werkwoord (drink, drinkt, dronk, dronken, gedronken)
    • alcohol gebruiken werkwoord (gebruik alcohol, gebruikt alcohol, gebruikte alcohol, gebruikten alcohol, alcohol gebruikt)
  3. supa
    pimpelen
    • pimpelen werkwoord (pimpel, pimpelt, pimpelde, pimpelden, gepimpeld)
  4. supa

Conjugations for supa:

presens
  1. super
  2. super
  3. super
  4. super
  5. super
  6. super
imperfekt
  1. söp
  2. söp
  3. söp
  4. söp
  5. söp
  6. söp
framtid 1
  1. kommer att supa
  2. kommer att supa
  3. kommer att supa
  4. kommer att supa
  5. kommer att supa
  6. kommer att supa
framtid 2
  1. skall supa
  2. skall supa
  3. skall supa
  4. skall supa
  5. skall supa
  6. skall supa
conditional
  1. skulle supa
  2. skulle supa
  3. skulle supa
  4. skulle supa
  5. skulle supa
  6. skulle supa
perfekt particip
  1. har supit
  2. har supit
  3. har supit
  4. har supit
  5. har supit
  6. har supit
imperfekt particip
  1. hade supit
  2. hade supit
  3. hade supit
  4. hade supit
  5. hade supit
  6. hade supit
blandad
  1. sup!
  2. sup!
  3. supen
  4. supande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor supa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borrelen drink stund; sprudlande
drinken drickande
zuipen suppa
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alcohol gebruiken dricka; snapsa; sprita; supa; tuta
borrelen dricka för mycket; få sig en fulla; supa bubbla; dricka; grogga; sprudla; ta sig en drink
drinken dricka; dricka för mycket; få sig en fulla; snapsa; sprita; supa; tuta
overmatig veel drinken supa
pimpelen supa
zuipen dricka för mycket; få sig en fulla; supa

Synoniemen voor "supa":


Wiktionary: supa


Cross Translation:
FromToVia
supa drinken drink — consume alcoholic beverages