Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- tuinier:
- tuinieren:
-
Wiktionary:
- tuinier → trädgårdsmästare
- tuinieren → trädgård, arbeta, ägna, trädgårdsskötsel
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor tuinier (Nederlands) in het Zweeds
tuinier:
Vertaal Matrix voor tuinier:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| trädgårdsmästare | hovenier; tuinier; tuinman |
Verwante woorden van "tuinier":
Wiktionary: tuinier
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • tuinier | → trädgårdsmästare | ↔ jardinier — Celui, celle dont le métier est de travailler aux jardins, ou qui cultiver un jardin pour en vendre les produits. |
tuinier vorm van tuinieren:
-
tuinieren (hovenieren)
Conjugations for tuinieren:
o.t.t.
- tuinier
- tuiniert
- tuiniert
- tuinieren
- tuinieren
- tuinieren
o.v.t.
- tuinierde
- tuinierde
- tuinierde
- tuinierden
- tuinierden
- tuinierden
v.t.t.
- heb getuinierd
- hebt getuinierd
- heeft getuinierd
- hebben getuinierd
- hebben getuinierd
- hebben getuinierd
v.v.t.
- had getuinierd
- had getuinierd
- had getuinierd
- hadden getuinierd
- hadden getuinierd
- hadden getuinierd
o.t.t.t.
- zal tuinieren
- zult tuinieren
- zal tuinieren
- zullen tuinieren
- zullen tuinieren
- zullen tuinieren
o.v.t.t.
- zou tuinieren
- zou tuinieren
- zou tuinieren
- zouden tuinieren
- zouden tuinieren
- zouden tuinieren
en verder
- ben getuinierd
- bent getuinierd
- is getuinierd
- zijn getuinierd
- zijn getuinierd
- zijn getuinierd
diversen
- tuinier!
- tuiniert!
- getuinierd
- tuinierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
tuinieren
arbeta i trädgården-
arbeta i trädgården zelfstandig naamwoord
-
-
tuinieren
Vertaal Matrix voor tuinieren:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| arbeta i trädgården | tuinieren | tuinwerk |
| trädgårdsodling | tuinieren | horticultuur; hovenierskunst; tuinbouw; tuinbouwkunde |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| jobba i trädgården | hovenieren; tuinieren |