Zweeds
Uitgebreide vertaling voor bygglov (Zweeds) in het Duits
bygglov: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- bygga: gründen; setzen; steigen; begründen; bauen; aufstellen; etablieren; errichten; aufbauen; ausbauen; aufführen; wallen; starten; erbauen; aufziehen; aufrichten; hissen; anbauen; konstruieren; aufrücken; zusammenschlagen
- lov: Urlaub; Ferien; Erholung; Urlaubszeit; Bildungsurlaub; Erlaubnisschein; Studienurlaub; Wahlurlaubstag; Genehmigung; Erlaubnis; Bewilligung; Permission; Festtage
- löv: Blatt; Blättchen; Baumblatt; Blattknoten