Zweeds
Uitgebreide vertaling voor slita (ner) (Zweeds) in het Duits
slita (ner): (*Woord en zin splitter gebruikt)
- slita: einreissen; zerlegen; schuften; abreißen; ausreißen; zerreißen; zerreissen; zerfetzen; abtragen; zehren; entnerven; abschleifen; sich abmühen; ausfransen; auftrennen; entwirren; abwracken; niederreißen; sich plagen; ausfädeln; aufknöpfen; ausfasern; sich abrackern; wegreißen; ausknobeln; entknoten; aufknoten; aufdröseln; auseinander fasern
- ner: hinab
Wiktionary: slita (ner)
slita (ner)
verb
-
(transitiv) etwas bei der Benutzung verschleißen