Zweeds
Uitgebreide vertaling voor tanduppsättning (Zweeds) in het Duits
tanduppsättning: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- tand: Zahn; Zähne
- uppsättning: Fassung; Fassung eines Juwels; Menge; Satz; benannte Menge
- uppstötning: Rülpser; Aufstoßer; Aufstoßen
- tänd: geil; begeistert; aufgeregt; heiß; erregt; gereizt; eifrig; erregend; hitzig; enthusiastisch; feurig; entzückt; glühend; hingebungsvoll; lüstern; brünstig; inbrünstig; aufgregend; Seksuell gereitst sein; angemacht; angezüundet
- tända: anmachen; zünden; anzünden; entzünden; feuern; entbrennen; anstechen; entflammen; inBrandstecken; licht anstecken; den Hof machen
Spelling Suggesties voor: tanduppsättning
- Searching for suggestions...
Wiktionary: tanduppsättning
tanduppsättning
noun
-
die Gesamtheit der Zähne
Computer vertaling door derden:
Duits
Suggesties voor tanduppsättning in het Duits
Spelling Suggesties voor: tanduppsättning
- Searching for suggestions...
Computer vertaling door derden: