Overzicht
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor händig (Zweeds) in het Duits
händig: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- hån: Beschimpfung; Beleidigung; Verhöhnung; Schmähung; Spott; Schärfe; Verleumdung; Hohn; Schande; Verachtung; Verspottung; Gespött; Bitterkeit; Lästerung; Gejohle; Spöttelei; Johlen; Spötterei; Hohngelächter
- dig: dich; dein; dir; Sie; Ihr