Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Duits ->Zoek: bönhas

Zweedse en Duitse zoekresultaten voor: bönhas

Overzicht

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

bönhas:
- Wiktionary:
  bönhas → Bönhase

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bönhas (Zweeds) in het Duits

Wiktionary: bönhas

bönhas

noun

norddeutsch: ein Handwerker, der in keiner Zunft ist; später übertragen: ein Stümper, ein Pfuscher
- Bönhase → klåpare; bönhas

Duits

Uitgebreide vertaling voor bönhas (Duits) in het Zweeds

bönhas: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

wandeln: patrullera; vandra oroligt
Haß: hat; fejd; ovänskap; fiendskap; animositet; avund; religiöst fiendeskap; religiöst hat; trumpenhet