Overzicht
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
-
falla (någon) in:
-
Wiktionary:
falla (någon) in → einfallen
-
Wiktionary:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor falla (någon) in (Zweeds) in het Duits
falla (någon) in: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- falla: stolpern; ausrutschen; straucheln; fallen; stürzen; fliegen; kippen; taumeln; hinfallen; umfallen; umkippen; purzeln; einenPurzelbaumschlagen; Fallen; Stürzen; umstürzen; während der Landung aufsetzen
- fälla: fällen; umhauen; Arglist; Heimtücke; Krähenfuß; Arglistigkeit
- fålla: Hütte; Stall; Verschlag; säumen; umsäumen
- Någon: Jemand; Jemand bei Windows Live
- någon: Jemand
- IN: Integritätsebene; IL
Wiktionary: falla (någon) in
falla (någon) in
verb
-
(intransitiv): in großer Zahl eindringen oder mitmachen